Engels

Uitgebreide vertaling voor healing (Engels) in het Nederlands

healing:

healing [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the healing (getting well; recovery; recuperation; return to health)
    de genezing; het herstel; beter worden; gezond worden; de heling
  2. the healing (curing; reorganization; reorganisation)
    saneren; de sanering; de gezondmaking

healing bijvoeglijk naamwoord

  1. healing (curing)
    helend; genezend
  2. healing (therapeutic; curative)
    geneeskrachtig

Vertaal Matrix voor healing:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beter worden getting well; healing; recovery; recuperation; return to health
genezing getting well; healing; recovery; recuperation; return to health
gezond worden getting well; healing; recovery; recuperation; return to health
gezondmaking curing; healing; reorganisation; reorganization
heling getting well; healing; recovery; recuperation; return to health receiving
herstel getting well; healing; recovery; recuperation; return to health recovery; repair; restoration
saneren curing; healing; reorganisation; reorganization
sanering curing; healing; reorganisation; reorganization
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beter worden improve; make progress; progress
gezond worden cure; get well; recover; regain one's health
saneren clean up; redevelop; reorganise; reorganize; restore
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geneeskrachtig curative; healing; therapeutic
- alterative; curative; remedial; sanative; therapeutic
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
genezend curing; healing
helend curing; healing

Verwante woorden van "healing":


Synoniemen voor "healing":


Verwante definities voor "healing":

  1. tending to cure or restore to health1
    • her gentle healing hand1
  2. the natural process by which the body repairs itself1

Wiktionary: healing


Cross Translation:
FromToVia
healing genezing guérisonaction de guérir.

healing vorm van heal:

to heal werkwoord (heals, healed, healing)

  1. to heal (cure; restore to health)
    – provide a cure for, make healthy again 1
    genezen; cureren
    • genezen werkwoord (genees, geneest, genas, genazen, genezen)
    • cureren werkwoord (cureer, cureert, cureerde, cureerden, gecureerd)

Conjugations for heal:

present
  1. heal
  2. heal
  3. heals
  4. heal
  5. heal
  6. heal
simple past
  1. healed
  2. healed
  3. healed
  4. healed
  5. healed
  6. healed
present perfect
  1. have healed
  2. have healed
  3. has healed
  4. have healed
  5. have healed
  6. have healed
past continuous
  1. was healing
  2. were healing
  3. was healing
  4. were healing
  5. were healing
  6. were healing
future
  1. shall heal
  2. will heal
  3. will heal
  4. shall heal
  5. will heal
  6. will heal
continuous present
  1. am healing
  2. are healing
  3. is healing
  4. are healing
  5. are healing
  6. are healing
subjunctive
  1. be healed
  2. be healed
  3. be healed
  4. be healed
  5. be healed
  6. be healed
diverse
  1. heal!
  2. let's heal!
  3. healed
  4. healing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor heal:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cureren cure; heal; restore to health
genezen cure; heal; restore to health cure; get well; recover; regain one's health
- bring around; cure; mend
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- heal up
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
genezen cured

Verwante woorden van "heal":


Synoniemen voor "heal":


Verwante definities voor "heal":

  1. provide a cure for, make healthy again1
    • The quack pretended to heal patients but never managed to1
  2. get healthy again1
    • The wound is healing slowly1
  3. heal or recover1

Wiktionary: heal

heal
verb
  1. -
  2. make better
heal
verb
  1. gezond worden

Cross Translation:
FromToVia
heal genezen assainirrendre sain.
heal genezen; helen; behandelen; cureren guérirdélivrer d’un mal physique.
heal beter worden; genezen; helen; behandelen; cureren guérir — Se délivrer d’un mal physique.
heal beter worden; genezen; helen; herkrijgen; herwinnen; binnenkrijgen; incasseren; innen recouvrerretrouver, rentrer en possession ; acquérir de nouveau une chose qu’on perdre.
heal behartigen; verzorgen; behandelen; cureren; verplegen; zorgen soigneravoir soin de quelqu’un ou de quelque chose.

Verwante vertalingen van healing