Engels

Uitgebreide vertaling voor hoop (Engels) in het Nederlands

hoop:

hoop [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the hoop
    de hoepel; de hoelahoep; hoelahoepel

Vertaal Matrix voor hoop:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hoelahoep hoop
hoelahoepel hoop
hoepel hoop
- basket; basketball hoop; ring; wicket

Verwante woorden van "hoop":

  • hoops

Synoniemen voor "hoop":


Verwante definities voor "hoop":

  1. horizontal circular metal hoop supporting a net through which players try to throw the basketball1
  2. a rigid circular band of metal or wood or other material used for holding or fastening or hanging or pulling1
    • there was still a rusty iron hoop for tying a horse1
  3. a light curved skeleton to spread out a skirt1
  4. a small arch used as croquet equipment1
  5. bind or fasten with a hoop1
    • hoop vats1

Wiktionary: hoop

hoop
noun
  1. circular band of metal used to bind a barrel

Cross Translation:
FromToVia
hoop hoepel cerceau — Cercle de fer
hoop hoepel cerceau — Cercle de bois

Verwante vertalingen van hoop



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor hoop (Nederlands) in het Engels

hoop:

hoop [de ~] zelfstandig naamwoord

  1. de hoop (afwachting; verwachting)
    the expectation; the prospect; the anticipation; the hope; the outlook
  2. de hoop (menigte; bende; schare; )
    the crowd; the herd; the clutter; the bunch; the troop; the wattle; the lot; the heap; the gang; the troupe; the load; the party; the pack
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • herd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • clutter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bunch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • troop [the ~] zelfstandig naamwoord
    • wattle [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • heap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gang [the ~] zelfstandig naamwoord
    • troupe [the ~] zelfstandig naamwoord
    • load [the ~] zelfstandig naamwoord
    • party [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pack [the ~] zelfstandig naamwoord

hoop [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

  1. de hoop (kluit; berg)
    the pile; the bunch; the heap; the lot; the crowd
    • pile [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bunch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • heap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
  2. de hoop (grote hoeveelheid; massa; berg; overvloed)
    the mass; the multitude; the heap; the load; the quite a lot; the a whole lot; the lot
    • mass [the ~] zelfstandig naamwoord
    • multitude [the ~] zelfstandig naamwoord
    • heap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • load [the ~] zelfstandig naamwoord
    • quite a lot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • a whole lot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • lot [the ~] zelfstandig naamwoord
  3. de hoop (stapel; opeenstapeling; opstapeling)
    the heap
    • heap [the ~] zelfstandig naamwoord
  4. de hoop (opeenhoping; berg; bende)
    the mountain; the accumulation; the congestion; the muddle; the mess
  5. de hoop (stuk poep; uitwerpsel; keutel; drol)
    the turd; the shit
    • turd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • shit [the ~] zelfstandig naamwoord !
  6. de hoop (heleboel; boel)
    the lots; the quite a lot; the tons; the a whole lot
    • lots [the ~] zelfstandig naamwoord
    • quite a lot [the ~] zelfstandig naamwoord
    • tons [the ~] zelfstandig naamwoord
    • a whole lot [the ~] zelfstandig naamwoord
  7. de hoop (opeenhoping; accumulatie; stapel; ophoping; opeenstapeling)
    the accumulation; the pile; the heap; the piling up; the load
    • accumulation [the ~] zelfstandig naamwoord
    • pile [the ~] zelfstandig naamwoord
    • heap [the ~] zelfstandig naamwoord
    • piling up [the ~] zelfstandig naamwoord
    • load [the ~] zelfstandig naamwoord
  8. de hoop (samenscholing; accumulatie; groep; bende; troep)
    the crowd; the accumulation; the bunch; the assembling; the set; the gathering; the gang; the collection; the clutter; the party
    • crowd [the ~] zelfstandig naamwoord
    • accumulation [the ~] zelfstandig naamwoord
    • bunch [the ~] zelfstandig naamwoord
    • assembling [the ~] zelfstandig naamwoord
    • set [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gathering [the ~] zelfstandig naamwoord
    • gang [the ~] zelfstandig naamwoord
    • collection [the ~] zelfstandig naamwoord
    • clutter [the ~] zelfstandig naamwoord
    • party [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hoop:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
a whole lot berg; boel; grote hoeveelheid; heleboel; hoop; massa; overvloed
accumulation accumulatie; bende; berg; groep; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; samenscholing; stapel; troep accumulatie; cumuleren; massa; opeenhopen; opeenhoping; ophopen; ophoping; opstapelen; samenvoeging; selectie; sortering; stapelen; stel; verzameling
anticipation afwachting; hoop; verwachting dracht; verwachting; zwangerschap
assembling accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep filmmontage; montage
bunch accumulatie; bende; berg; drom; groep; hoop; horde; kluit; massa; menigte; samenscholing; schare; troep bepaalde hoeveelheid; bosje; bundel; partij; schoof
clutter accumulatie; bende; drom; groep; hoop; horde; massa; menigte; samenscholing; schare; troep accumulatie; massa; opeenhoping; ophoping; selectie; sortering; stel; verzameling
collection accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep accumulatie; collecte; collectie; incassering; incasso; innen; inning; invordering; inzameling; massa; opeenhoping; ophoping; selectie; sortering; stel; verzameling; vordering
congestion bende; berg; hoop; opeenhoping constipatie; opstopping; opstuwing; stagnatie; stuwing; verstopping; verstoptheid
crowd accumulatie; bende; berg; drom; groep; hoop; horde; kluit; massa; menigte; samenscholing; schare; troep drom; drukte; groep mensen; grote menigte; horde; kudde; massa; menigte; mensenmassa; meute; oploopje; samenkomst; schaar; schare; toeloop; troep; veel mensen; volksmenigte
expectation afwachting; hoop; verwachting dracht; verwachting; zwangerschap
gang accumulatie; bende; drom; groep; hoop; horde; massa; menigte; samenscholing; schare; troep bende; groep jongeren; horde; legers; manschappen; meute; partij; ploeg; team; troep
gathering accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep accumulatie; beraadslaging; bijeenkomst; bijeenroeping; collecte; conferentie; inwinnen; inzameling; manifestatie; massa; opeenhoping; ophoping; oploopje; overleg; samenkomst; samenzijn; selectie; sortering; stel; toeloop; vergadering; verzameling; zitting
heap accumulatie; bende; berg; drom; grote hoeveelheid; hoop; horde; kluit; massa; menigte; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; opstapeling; overvloed; schare; stapel aardig wat; heap; knoeiboel; rommel; troep; warboel; warhoop; warwinkel; zootje
herd bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare drom; horde; kudde; massa; schaar; schare; troep
hope afwachting; hoop; verwachting
load accumulatie; bende; berg; drom; grote hoeveelheid; hoop; horde; massa; menigte; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; overvloed; schare; stapel belading; belasting; hinder; lading; last; moeite; overlast; soesa; vracht; vrachtgoed; vrachtje
lot bende; berg; drom; grote hoeveelheid; hoop; horde; kluit; massa; menigte; overvloed; schare aardig wat; borg; bouwterrein; bouwwerk; cautie; garantie; gebied; gebouw; hoeveelheid; kavel; levenslot; lot; lotsbestemming; noodlot; onderpand; ongelukkig lot; pand; partij; perceel; terrein; waarborg; waarborging; waarborgsom
lots boel; heleboel; hoop
mass berg; grote hoeveelheid; hoop; massa; overvloed dienst; gunst; kerkviering; mis
mess bende; berg; hoop; opeenhoping bedrog; bende; bocht; chaos; geklieder; heisa; heksenketel; keet; kliederboel; kliederen; knoeiboel; knoeierij; nep; oplichterij; puinhoop; puinzooi; regelloosheid; rommel; rompslomp; rotzooi; smeerboel; smerig spul; soepzootje; toestand; troep; veel gedoe; wanorde; wanordelijkheid; warboel; warhoop; warwinkel; zooi; zootje; zwendelarij
mountain bende; berg; hoop; opeenhoping berg
muddle bende; berg; hoop; opeenhoping chaos; heksenketel; keet; knoeiboel; puinhoop; regelloosheid; rommel; soepzootje; troep; wanorde; wanordelijkheid; warboel; warhoop; warwinkel; wirwar; zootje
multitude berg; grote hoeveelheid; hoop; massa; overvloed drom; horde; kudde; massa; overvloedigheid; rijkelijkheid; schaar; schare; troep; volksmenigte
outlook afwachting; hoop; verwachting denkbeeld; dracht; gezichtspunt; idee; interpretatie; inzicht; lezing; mening; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; verwachting; visie; zienswijze; zwangerschap
pack bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare accumulatie; bagage; bepakking; massa; opeenhoping; ophoping; selectie; sortering; stel; verzameling
party accumulatie; bende; drom; groep; hoop; horde; massa; menigte; samenscholing; schare; troep aantal personen bijeen; ceremonie; factie; feest; feestelijkheid; feestje; festijn; festiviteit; fuif; gezelschap; groep; partij; partijtje; party; ploeg; politieke partij; team; viering
pile accumulatie; berg; hoop; kluit; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; stapel accumulatie; heipaal; klamp; kolom; kolom tekst op een pagina; massa; mijt; opeenhoping; ophoping; paginagedeelte; selectie; sortering; stel; verzameling
piling up accumulatie; hoop; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; stapel accumulatie; agglomeratie; massa; opaarden; opeenhoping; ophopen; ophoping; selectie; sortering; stel; verhogen; verzameling
prospect afwachting; hoop; verwachting prospect
quite a lot berg; boel; grote hoeveelheid; heleboel; hoop; massa; overvloed aardig wat
set accumulatie; bende; groep; hoop; samenscholing; troep benoemde set; bepaalde hoeveelheid; concours; groep van twee of meer; kliek; koppel; manche; onderonsje; partij; pot; set; span; stel; strijd; wedstrijd
shit drol; hoop; keutel; stuk poep; uitwerpsel beer; drek; eikel; excrementen; fecaliën; feces; hond; kak; klootzak; lul; mest; poep; schijt; schobbejak; schoelje; schoft; smeerlap; stront; uitscheiding; uitwerpselen
tons boel; heleboel; hoop
troop bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare
troupe bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare ensemble; gezelschap; groep; theaterensemble; theatergroep; toneelgezelschap
turd drol; hoop; keutel; stuk poep; uitwerpsel bolus; drek; kak; poep; poephoop; schijt; schijtbak; stront; stronthoop
wattle bende; drom; hoop; horde; massa; menigte; schare
- boel; massa; stoot; veel
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
collection collecteren; geld inzamelen
heap bestormen; overstelpen
herd beschermen; beschutten; hoeden; in bescherming nemen; verdedigen
hope hopen; op hopen zetten; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen
load beladen; bevrachten; bezwaren; geweer laden; gewicht toevoegen; inladen; laden; opladen elektriciteit; opnieuw laden; verzwaren; zwaarder maken
lot kavelen; verdelen; verkavelen
mess aanklooien; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; kladden; klooien; knoeien; morsen; rotzooien; verdoen; verspillen; vlekken
muddle aanmodderen; modderen; prutsen; rommelen
pack comprimeren; emballeren; inpakken; inwikkelen; samendrukken; samenpersen; verpakken
party celebreren; feesten; feestvieren; vieren
prospect aftasten; bevoelen; inventariseren; koloniseren; settelen; vestigen
set deponeren; gelijkzetten; initiëren; inklinken; leggen; neerleggen; neerzetten; onder water gaan; ondergaan; op gang brengen; plaatsen; situeren; stationeren; stijf worden; stremmen; synchroniseren; zetten; zich afspelen; zinken
shit kakken
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
set star; strak; strakgespannen; verstard
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
lots heel veel; veel
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
multitude van alles
quite a lot nogal wat; tamelijk veel; vrij veel; vrij wat
shit klote; shit; verdikkeme; verdomd

Verwante woorden van "hoop":


Synoniemen voor "hoop":


Antoniemen van "hoop":


Verwante definities voor "hoop":

  1. grote hoeveelheid, groot aantal2
    • wat een hoop snoepjes heb jij!2
  2. uitwerpselen2
    • er lag een hondehoop op straat2
  3. slordige verzameling dingen2
    • hij gooide de stenen op een hoop2
  4. wens dat er iets gebeurt dat je graag wilt2
    • ik heb goede hoop dat hij weer beter wordt2

Wiktionary: hoop

hoop
noun
  1. stapel
  2. grote hoeveelheid
  3. verwachting van iets wenselijks
hoop
noun
  1. a large number or amount
  2. person or thing that is a source of hope
  3. belief that something wished for can happen
  4. -
  5. pile
  6. hope or wish
  7. group of things
  8. colloquial: large amount, especially of money
verb
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
hoop hope HoffnungGlaube an ein erwünschtes, aber nicht wahrscheinliches Ereignis in der Zukunft
hoop hope HoffnungMensch, Gegenstand oder Handlung, der oder die zu solchem Glauben Anlass gibt
hoop hope espoir — Le fait d’espérer. — usage Pour ce sens, ce mot est rare au pluriel ; on le dit pourtant quelquefois dans la poésie et dans le style soutenu.
hoop hope espéranceaction d’espérer ou résultat de cette action. Se différencie du synonyme "espoir" qui s'inscrit dans le quotidien humain, matériel par sa dimension escathologique.
hoop mass; lot; lump; crowd; heap; multitude; pile; accumulation; body; swarm; ground masseamas de plusieurs parties qui faire corps ensemble.

hoop vorm van hopen:

hopen werkwoord (hoop, hoopt, hoopte, hoopten, gehoopt)

  1. hopen (van hoop vervuld zijn; spinzen; verlangen)
    to languish; to long for; to pine; to yearn
    – have a desire for something or someone who is not present 1
    • languish werkwoord (languishes, languished, languishing)
    • long for werkwoord (longs for, longed for, longing for)
    • pine werkwoord (pines, pined, pining)
      • I am pining for my lover1
    • yearn werkwoord (yearns, yearned, yearning)
  2. hopen (op hopen zetten)
    to hope
    • hope werkwoord (hopes, hoped, hoping)
  3. hopen (opeenhopen; accumuleren)
    to accumulate; to pile up; to heap up; to mount up
    • accumulate werkwoord (accumulates, accumulated, accumulating)
    • pile up werkwoord (piles up, piled up, piling up)
    • heap up werkwoord (heaps up, heaped up, heaping up)
    • mount up werkwoord (mounts up, mounted up, mounting up)

Conjugations for hopen:

o.t.t.
  1. hoop
  2. hoopt
  3. hoopt
  4. hopen
  5. hopen
  6. hopen
o.v.t.
  1. hoopte
  2. hoopte
  3. hoopte
  4. hoopten
  5. hoopten
  6. hoopten
v.t.t.
  1. heb gehoopt
  2. hebt gehoopt
  3. heeft gehoopt
  4. hebben gehoopt
  5. hebben gehoopt
  6. hebben gehoopt
v.v.t.
  1. had gehoopt
  2. had gehoopt
  3. had gehoopt
  4. hadden gehoopt
  5. hadden gehoopt
  6. hadden gehoopt
o.t.t.t.
  1. zal hopen
  2. zult hopen
  3. zal hopen
  4. zullen hopen
  5. zullen hopen
  6. zullen hopen
o.v.t.t.
  1. zou hopen
  2. zou hopen
  3. zou hopen
  4. zouden hopen
  5. zouden hopen
  6. zouden hopen
diversen
  1. hoop!
  2. hoopt!
  3. gehoopt
  4. hopend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

hopen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.

  1. de hopen (stapels)
    the stacks; the piles; the heaps
    • stacks [the ~] zelfstandig naamwoord
    • piles [the ~] zelfstandig naamwoord
    • heaps [the ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor hopen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
heaps hopen; stapels
hope afwachting; hoop; verwachting
piles hopen; stapels aambeien
pine dennenboom; greneboom; grenen; grenenhout; grove den; grove spar; mastspar; pijnboomhout; sparrenboom
stacks hopen; stapels schoorsteenpijpen; schoorstenen; schouwen
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
accumulate accumuleren; hopen; opeenhopen aangroeien; accumuleren; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; ophopen; opkroppen; opstapelen; stapelen; verenigen; verzamelen; zich ophopen; zich opstapelen; zich vermeerderen
have one's heart set on hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen
heap up accumuleren; hopen; opeenhopen accumuleren; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; op iets laden; opeenhopen; opladen; opstapelen; stapelen; zich ophopen; zich opstapelen
hope hopen; op hopen zetten; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen
languish hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken; verkwijnen; wegkwijnen; wegslinken
long for hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken; verkwijnen; wegkwijnen
mount up accumuleren; hopen; opeenhopen accumuleren; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen; zich ophopen; zich opstapelen
pile up accumuleren; hopen; opeenhopen accumuleren; op elkaar stapelen; op elkaar zetten; opeenhopen; opstapelen; stapelen; zich ophopen; zich opstapelen
pine hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen kwijnen; kwijnend verlangen; smachten; snakken; verkwijnen; wegkwijnen
to want something very badly hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen
yearn hopen; spinzen; van hoop vervuld zijn; verlangen graaien; grijpen; grissen; jatten; kwijnen; kwijnend verlangen; pikken; smachten; snaaien; snakken; wegkapen

Verwante woorden van "hopen":


Verwante definities voor "hopen":

  1. graag willen dat het gebeurt2
    • ik hoop dat je komt2

Wiktionary: hopen

hopen
verb
  1. wensen, graag zien dat er iets wel of niet voorvalt
hopen
verb
  1. to want something to happen, with expectation that it might
  2. -
noun
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
hopen hope hoffen — zuversichtlich erwarten, in die Zukunft vertrauen
hopen hope espérer — (vieilli) soutenu|fr ou Acadie|fr (transitive) attendre la venue de quelqu’un.
hopen hope; desire; wish; want souhaiterformer un souhait.

Verwante vertalingen van hoop