Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: lash

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: lash

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. lash:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor lash (Engels) in het Nederlands

lash:

lash [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the lash (eyelash)
    de wimper
    • wimper [de ~] zelfstandig naamwoord
  2. the lash (blow; swipe; stroke; slap; smack)
    de handslag
    • handslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

to lash werkwoord (lashes, lashed, lashing)

  1. to lash (beat up; whip; rack; )
    aftuigen; aframmelen; in elkaar timmeren; afrossen; toetakelen; afranselen
    • aftuigen werkwoord (tuig af, tuigt af, tuigde af, tuigden af, afgetuigd)
    • aframmelen werkwoord (rammel af, rammelt af, rammelde af, rammelden af, afgerammeld)
    • in elkaar timmeren werkwoord (timmer in elkaar, timmert in elkaar, timmerde in elkaar, timmerden in elkaar, in elkaar getimmerd)
    • afrossen werkwoord (ros af, rost af, roste af, rosten af, afgerost)
    • toetakelen werkwoord (takel toe, takelt toe, takelde toe, takelden toe, toegetakeld)
    • afranselen werkwoord (ransel af, ranselt af, ranselde af, ranselden af, afgeranseld)
  2. to lash (tie; bind)
    vastbinden; vastsjorren
    • vastbinden werkwoord (bind vast, bindt vast, bond vast, bonden vast, vastgebonden)
    • vastsjorren werkwoord (sjor vast, sjort vast, sjorde vast, sjorden vast, vastgesjord)

Conjugations for lash:

present
  1. lash
  2. lash
  3. lashes
  4. lash
  5. lash
  6. lash
simple past
  1. lashed
  2. lashed
  3. lashed
  4. lashed
  5. lashed
  6. lashed
present perfect
  1. have lashed
  2. have lashed
  3. has lashed
  4. have lashed
  5. have lashed
  6. have lashed
past continuous
  1. was lashing
  2. were lashing
  3. was lashing
  4. were lashing
  5. were lashing
  6. were lashing
future
  1. shall lash
  2. will lash
  3. will lash
  4. shall lash
  5. will lash
  6. will lash
continuous present
  1. am lashing
  2. are lashing
  3. is lashing
  4. are lashing
  5. are lashing
  6. are lashing
subjunctive
  1. be lashed
  2. be lashed
  3. be lashed
  4. be lashed
  5. be lashed
  6. be lashed
diverse
  1. lash!
  2. let's lash!
  5. lashed
  6. lashing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor lash:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afranselen lashing; trashing; whipping
afrossen lashing; trashing; whipping
aftuigen disassembling; disassembly; dismantlement
handslag blow; lash; slap; smack; stroke; swipe
wimper eyelash; lash
- cilium; eyelash; thong; whip; whiplash
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aframmelen beat up; castigate; drub; flog; lash; rack; trounce; whack; whip trash
afranselen beat up; castigate; drub; flog; lash; rack; trounce; whack; whip beat up; knock about
afrossen beat up; castigate; drub; flog; lash; rack; trounce; whack; whip trash
aftuigen beat up; castigate; drub; flog; lash; rack; trounce; whack; whip
in elkaar timmeren beat up; castigate; drub; flog; lash; rack; trounce; whack; whip build; put together; trash
toetakelen beat up; castigate; drub; flog; lash; rack; trounce; whack; whip beat up; damage; injure; knock about; maul
vastbinden bind; lash; tie anchor; bind; bind fast; bind up; fasten; join; moor; pinion; secure; tie; tie up
vastsjorren bind; lash; tie
- flog; lather; slash; strap; trounce; welt; whip
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- thong; whiplash

Verwante woorden van "lash":


Synoniemen voor "lash":


Antoniemen van "lash":

  • unlash

Verwante definities voor "lash":

  1. a quick blow delivered with a whip or whiplike object1
  2. leather strip that forms the flexible part of a whip1
  3. any of the short curved hairs that grow from the edges of the eyelids1
  4. bind with a rope, chain, or cord1
    • lash the horse1
  5. strike as if by whipping1
  6. beat severely with a whip or rod1
  7. lash or flick about sharply1
    • The lion lashed its tail1

Wiktionary: lash

lash
verb
  1. iets met touw stevig vastzetten, zodat deze niet kan overgaan bij transport
Cross Translation:
FromToVia
• lash → sjorren ↔ zurren — (transitiv), Nautik: einen Gegenstand mit Hilfe eines Taues oder einer Kette fixieren
• lash → geselen ↔ flageller — soumettre au supplice du fouet.
• lash → geselen ↔ fouetter — Frapper à l’aide d’un fouet. (Sens général).

Verwante vertalingen van lash







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0371 seconde
Page rendered in 1.0 seconds