Engels

Uitgebreide vertaling voor proclaim (Engels) in het Nederlands

proclaim:

to proclaim werkwoord (proclaims, proclaimed, proclaiming)

  1. to proclaim (declare names)
    afroepen; namen afroepen; omroepen
    • afroepen werkwoord (roep af, roept af, riep af, riepen af, afgeroepen)
    • namen afroepen werkwoord
    • omroepen werkwoord (roep om, roept om, riep om, riepen om, omgeroepen)
  2. to proclaim (announce)
    aankondigen; annonceren
    • aankondigen werkwoord (kondig aan, kondigt aan, kondigde aan, kondigden aan, aangekondigd)
    • annonceren werkwoord (annonceer, annonceert, annonceerde, annonceerden, geannonceerd)
  3. to proclaim (announce; declare; state; expound)
    bekendmaken; proclameren; afkondigen
    • bekendmaken werkwoord (maak bekend, maakt bekend, maakte bekend, maakten bekend, bekendgemaakt)
    • proclameren werkwoord (proclameer, proclameert, proclameerde, proclameerden, geproclameerd)
    • afkondigen werkwoord (kondig af, kondigt af, kondigde af, kondigden af, afgekondigd)
  4. to proclaim (give notice of; call)
    ordonneren; decreteren; verordenen; verordineren; afkondigen
    • ordonneren werkwoord
    • decreteren werkwoord (decreteer, decreteert, decreteerde, decreteerden, gedecreteerd)
    • verordenen werkwoord (verorden, verordent, verordende, verordenden, verordend)
    • verordineren werkwoord (verordineer, verordineert, verordineerde, verordineerden, verordineerd)
    • afkondigen werkwoord (kondig af, kondigt af, kondigde af, kondigden af, afgekondigd)

Conjugations for proclaim:

present
  1. proclaim
  2. proclaim
  3. proclaims
  4. proclaim
  5. proclaim
  6. proclaim
simple past
  1. proclaimed
  2. proclaimed
  3. proclaimed
  4. proclaimed
  5. proclaimed
  6. proclaimed
present perfect
  1. have proclaimed
  2. have proclaimed
  3. has proclaimed
  4. have proclaimed
  5. have proclaimed
  6. have proclaimed
past continuous
  1. was proclaiming
  2. were proclaiming
  3. was proclaiming
  4. were proclaiming
  5. were proclaiming
  6. were proclaiming
future
  1. shall proclaim
  2. will proclaim
  3. will proclaim
  4. shall proclaim
  5. will proclaim
  6. will proclaim
continuous present
  1. am proclaiming
  2. are proclaiming
  3. is proclaiming
  4. are proclaiming
  5. are proclaiming
  6. are proclaiming
subjunctive
  1. be proclaimed
  2. be proclaimed
  3. be proclaimed
  4. be proclaimed
  5. be proclaimed
  6. be proclaimed
diverse
  1. proclaim!
  2. let's proclaim!
  3. proclaimed
  4. proclaiming
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor proclaim:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankondigen announcement; announcing; giving notice of; making known; notification; proclaiming
annonceren ad; advert; advertisement; advertising; advertizement; advertizing; announcing
bekendmaken announcing; giving notice of; proclaiming
verordenen declaring; decreeing; determine; dictating; ordering; prescribe; requiring
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aankondigen announce; proclaim
afkondigen announce; call; declare; expound; give notice of; proclaim; state decree; divulge something; make something public; ordain; order; to declare; to decree; to ordain
afroepen declare names; proclaim divulge something; make something public
annonceren announce; proclaim advertise; advertize; announce; insert an advertisement; put an advertisement; put something up for sale
bekendmaken announce; declare; expound; proclaim; state divulge something; make something public
decreteren call; give notice of; proclaim charge; command; commission; decree; dedicate; devote; dictate; exert power; force; ordain; order; rule; to declare; to decree; to ordain
namen afroepen declare names; proclaim
omroepen declare names; proclaim broadcast; broadcast news report; broadcast the news
ordonneren call; give notice of; proclaim
proclameren announce; declare; expound; proclaim; state
verordenen call; give notice of; proclaim charge; command; commission; decree; dedicate; devote; dictate; exert power; force; order; rule
verordineren call; give notice of; proclaim
- advertise; advertize; exalt; exclaim; extol; give notice; glorify; laud; predicate; promulgate; publish
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- announce; make known

Verwante woorden van "proclaim":


Synoniemen voor "proclaim":


Verwante definities voor "proclaim":

  1. praise, glorify, or honor1
  2. state or announce1
    • The King will proclaim an amnesty1
  3. declare formally; declare someone to be something; of titles1
    • He was proclaimed King1
  4. affirm or declare as an attribute or quality of1

Wiktionary: proclaim

proclaim
verb
  1. to excitedly, verbosely and candidly describe
proclaim
verb
  1. (overgankelijk) openbaar maken, bijvoorbeeld van een beslissing
  2. officieel verklaren

Cross Translation:
FromToVia
proclaim afkondigen; proclameren; uitvaardigen; verkondigen proclamerpublier, annoncer à haute voix et avec solennité.