Regularity: vertaling Engels

Engels

Uitgebreide vertaling voor regularity (Engels) in het Nederlands

the regularity (order)
de orde; de regelmaat
- orde [de ~] zelfstandig naamwoord
- regelmaat [de ~] zelfstandig naamwoord
the regularity (evenness)
de regelmatigheid
- regelmatigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
the regularity (equanimity; imperturbability; composure; equability; evenness of temper)
de gelijkmatigheid; de kalmte; de gelijkmoedigheid; de onverstoorbaarheid
- gelijkmatigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- kalmte [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- gelijkmoedigheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
- onverstoorbaarheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
gelijkmatigheid	composure; equability; equanimity; evenness of temper; imperturbability; regularity	evenness
gelijkmoedigheid	composure; equability; equanimity; evenness of temper; imperturbability; regularity
kalmte	composure; equability; equanimity; evenness of temper; imperturbability; regularity	calmness; peace; quiet; quietness; silence; tranquility; tranquillity
onverstoorbaarheid	composure; equability; equanimity; evenness of temper; imperturbability; regularity
orde	order; regularity	association; by-law; circle; class; club; corporation; craft; craft guild; craft union; decision; defining; determination; discipline; fixing; guild; ordinance; position; prescription; professional organisation; professional organization; recommendation; regulation; regulations; rules; social class; social group; social position; society; submission; union
regelmaat	order; regularity
regelmatigheid	evenness; regularity
-	geometrical regularity

the quality of being characterized by a fixed principle or rate¹
- he was famous for the regularity of his habits¹
a property of polygons: the property of having equal sides and equal angles¹

regularity

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• regularity	→ accuratesse; nauwgezetheid; stiptheid; zorgvuldigheid	↔ régularité — conformité à un ordre, à des règles, soit naturelles, soit de convention ; constance ; uniformité.