Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. succinct:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor succinct (Engels) in het Nederlands

succinct:

succinct bijvoeglijk naamwoord

  1. succinct (minimal; concise)
    minimaal; summier
  2. succinct (concise; brief; briefly worded; )
    bondig; kort
    • bondig bijvoeglijk naamwoord
    • kort bijvoeglijk naamwoord
  3. succinct (scant; very small; minor; terse; very little)
    minuscuul; zeer klein
  4. succinct (concise; terse)
    bondig; summier
  5. succinct (concise; terse; pithy)
    kernachtig; raak
  6. succinct (short and sweet; brief and to the point; to the point)
    kort en bondig

Vertaal Matrix voor succinct:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bondig brief; briefly worded; concise; condensed; succinct; summarized; terse
kernachtig concise; pithy; succinct; terse
kort brief; briefly worded; concise; condensed; succinct; summarized; terse
minimaal concise; minimal; succinct infinitesimal; insignificant; little; minimal; minor; scant; slight; small
minuscuul minor; scant; succinct; terse; very little; very small
raak concise; pithy; succinct; terse astute; bright; clever; perky; resourceful; sharp; smart; wily
summier concise; minimal; succinct; terse briefly
- compact; compendious; summary
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
kort en bondig brief and to the point; short and sweet; succinct; to the point
zeer klein minor; scant; succinct; terse; very little; very small

Verwante woorden van "succinct":


Synoniemen voor "succinct":


Verwante definities voor "succinct":

  1. briefly giving the gist of something1
    • succinct comparisons1

Wiktionary: succinct

succinct
adjective
  1. brief and to the point
  2. compressed into a tiny area

Cross Translation:
FromToVia
succinct schaars knappgerade noch ausreichend, wenig; weniger werdend oder geworden