Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Zoek: surrounding

Engelse en Nederlandse zoekresultaten voor: surrounding

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. surrounding:
  2. surround:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor surrounding (Engels) in het Nederlands

surrounding:

surrounding bijvoeglijk naamwoord

  1. surrounding (round; around; all round; round about)
    rondom; omheen
  2. surrounding (neighbouring; adjacent; neighboring)
    omliggend; naburig; belendend
  3. surrounding (neighbouring; neighboring)
    omwonend

surrounding [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the surrounding (neighbouring; neighboring)
    de omwonende

Vertaal Matrix voor surrounding:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omwonende neighboring; neighbouring; surrounding
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belendend adjacent; neighboring; neighbouring; surrounding adjacent; adjoining; neighboring; neighbouring
naburig adjacent; neighboring; neighbouring; surrounding
omliggend adjacent; neighboring; neighbouring; surrounding
omwonend neighboring; neighbouring; surrounding
- circumferent; encompassing
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
omheen all round; around; round; round about; surrounding
rondom all round; around; round; round about; surrounding

Verwante woorden van "surrounding":


Synoniemen voor "surrounding":

  • encompassing; circumferent; close

Verwante definities voor "surrounding":

  1. closely encircling1
    • the surrounding countryside1

Wiktionary: surrounding

Cross Translation:
FromToVia
• surrounding → omgeving; buurt ↔ à l’entour — Aux environs.

surround:

to surround werkwoord (surrounds, surrounded, surrounding)

  1. to surround (enfold; envelope)
    omgeven; omringen
    • omgeven werkwoord (omgeef, omgeeft, omgaf, omgaven, omgeven)
    • omringen werkwoord (omring, omringt, omringde, omringden, omringd)
  2. to surround
    omsingelen; omcirkelen; omsluiten
    • omsingelen werkwoord (omsingel, omsingelt, omsingelde, omsingelden, omsingeld)
    • omcirkelen werkwoord (omcirkel, omcirkelt, omcirkelde, omcirkelden, omcirkeld)
    • omsluiten werkwoord (omsluit, omsloot, omsloten, omsloten)
  3. to surround (besiege)
    omsingelen; omsluiten; insluiten
    • omsingelen werkwoord (omsingel, omsingelt, omsingelde, omsingelden, omsingeld)
    • omsluiten werkwoord (omsluit, omsloot, omsloten, omsloten)
    • insluiten werkwoord (sluit in, sloot in, sloten in, ingesloten)
  4. to surround (bound; enclose; limit; end)
    begrenzen; afgrenzen; van grenzen voorzien
  5. to surround (seal up; comprise; enclose; )
    inkapselen; van afsluitende laag voorzien
  6. to surround (enclose; evnvelope; encapsulate; )
    toevoegen; bijvoegen; insluiten; bijsluiten
    • toevoegen werkwoord (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
    • bijvoegen werkwoord (voeg bij, voegt bij, voegde bij, voegden bij, bijgevoegd)
    • insluiten werkwoord (sluit in, sloot in, sloten in, ingesloten)
    • bijsluiten werkwoord

Conjugations for surround:

present
  1. surround
  2. surround
  3. surrounds
  4. surround
  5. surround
  6. surround
simple past
  1. surrounded
  2. surrounded
  3. surrounded
  4. surrounded
  5. surrounded
  6. surrounded
present perfect
  1. have surrounded
  2. have surrounded
  3. has surrounded
  4. have surrounded
  5. have surrounded
  6. have surrounded
past continuous
  1. was surrounding
  2. were surrounding
  3. was surrounding
  4. were surrounding
  5. were surrounding
  6. were surrounding
future
  1. shall surround
  2. will surround
  3. will surround
  4. shall surround
  5. will surround
  6. will surround
continuous present
  1. am surrounding
  2. are surrounding
  3. is surrounding
  4. are surrounding
  5. are surrounding
  6. are surrounding
subjunctive
  1. be surrounded
  2. be surrounded
  3. be surrounded
  4. be surrounded
  5. be surrounded
  6. be surrounded
diverse
  1. surround!
  2. let's surround!
  5. surrounded
  6. surrounding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor surround:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bijvoegen adding up; joining up
toevoegen adding up; joining up
- environment; environs; surroundings
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afgrenzen bound; enclose; end; limit; surround
begrenzen bound; enclose; end; limit; surround clearly define; define; demarcate; fence; fence in; fence off; map out; mark out; outline; trace out
bijsluiten besiege; besieged; besieges; cover; encapsulate; enclose; evnvelope; surround; wrap up add; add to; append; join
bijvoegen besiege; besieged; besieges; cover; encapsulate; enclose; evnvelope; surround; wrap up add; add to; append; attach; include; join; join up; unite
inkapselen close in; comprise; contain; enclose; include; lock in; pen in; seal up; surround confine; dam; embank; encapsulate; enclose; envelope; limit; restrict
insluiten besiege; besieged; besieges; cover; encapsulate; enclose; evnvelope; surround; wrap up embed
omcirkelen surround circle; draw a circle around; encircle
omgeven enfold; envelope; surround
omringen enfold; envelope; surround
omsingelen besiege; surround
omsluiten besiege; surround
toevoegen besiege; besieged; besieges; cover; encapsulate; enclose; evnvelope; surround; wrap up add; add to; add up; append; attach; count in; count up; fill up; include; join; replenish; to make complete; total
van afsluitende laag voorzien close in; comprise; contain; enclose; include; lock in; pen in; seal up; surround
van grenzen voorzien bound; enclose; end; limit; surround
- beleaguer; besiege; border; circumvent; environ; fence; fence in; hem in; palisade; ring; skirt; smother; wall
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
inkapselen encapsulate
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- encircle; envelop

Verwante woorden van "surround":


Synoniemen voor "surround":


Verwante definities voor "surround":

  1. the area in which something exists or lives1
    • the country--the flat agricultural surround1
  2. surround so as to force to give up1
  3. surround with a wall in order to fortify1
  4. extend on all sides of simultaneously; encircle1
    • The forest surrounds my property1
  5. envelop completely1

Wiktionary: surround

surround
verb
  1. to encircle something or simultaneously extend in all directions
  2. to enclose to prevent escape
surround
verb
  1. iets omgeven
  2. zich eromheen bevinden
  3. aan alle kanten omgeven
  4. aan alle kanten omsluiten
Cross Translation:
FromToVia
• surround → insluiten; omgeven; omringen ↔ entourer — mettre ou disposer autour ; être ou se tenir autour de.

Verwante vertalingen van surrounding







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0436 seconde
Page rendered in 1.0 seconds