Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. wed:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. wedden:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor wed (Engels) in het Nederlands

wed:

to wed werkwoord (weds, wedded, wedding)

  1. to wed (marry; get married; be married; espouse)
    trouwen; in het huwelijk treden; zich in de echt verbinden; huwen
    • trouwen werkwoord (trouw, trouwt, trouwde, trouwden, getrouwd)
    • in het huwelijk treden werkwoord (treed in het huwelijk, treedt in het huwelijk, trad in het huwelijk, traden in het huwelijk, in het huwelijk getreden)
    • huwen werkwoord (huw, huwt, huwde, huwden, gehuwd)

Conjugations for wed:

present
  1. wed
  2. wed
  3. weds
  4. wed
  5. wed
  6. wed
simple past
  1. wedded
  2. wedded
  3. wedded
  4. wedded
  5. wedded
  6. wedded
present perfect
  1. have wedded
  2. have wedded
  3. has wedded
  4. have wedded
  5. have wedded
  6. have wedded
past continuous
  1. was wedding
  2. were wedding
  3. was wedding
  4. were wedding
  5. were wedding
  6. were wedding
future
  1. shall wed
  2. will wed
  3. will wed
  4. shall wed
  5. will wed
  6. will wed
continuous present
  1. am wedding
  2. are wedding
  3. is wedding
  4. are wedding
  5. are wedding
  6. are wedding
subjunctive
  1. be wedded
  2. be wedded
  3. be wedded
  4. be wedded
  5. be wedded
  6. be wedded
diverse
  1. wed!
  2. let's wed!
  3. wedded
  4. wedding
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

wed bijvoeglijk naamwoord

  1. wed (married)
    getrouwd; gehuwd

Vertaal Matrix voor wed:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
huwen be married; espouse; get married; marry; wed
in het huwelijk treden be married; espouse; get married; marry; wed
trouwen be married; espouse; get married; marry; wed
zich in de echt verbinden be married; espouse; get married; marry; wed
- conjoin; espouse; get hitched with; get married; hook up with; marry; splice; tie
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gehuwd married; wed
getrouwd married; wed
- wedded

Verwante woorden van "wed":

  • rewed

Synoniemen voor "wed":


Verwante definities voor "wed":

  1. having been taken in marriage1
  2. take in marriage1
  3. perform a marriage ceremony1
    • We were wed the following week1

Wiktionary: wed

wed
verb
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
wed trouwen; in het huwelijk treden; in de echt verbinden; uithuwelijken marier — Unir un homme et une femme (sens général)

Wed:


Vertaal Matrix voor Wed:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- Midweek; Wednesday

Verwante definities voor "Wed":

  1. the fourth day of the week; the third working day1



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor wed (Nederlands) in het Engels

wed:


Verwante woorden van "wed":


Wiktionary: wed


Cross Translation:
FromToVia
wed trough abreuvoirlieu où les cheval et les bestiaux peuvent boire.

wedden:

wedden werkwoord (wed, wedt, wedde, wedden, gewed)

  1. wedden (verwedden; inzetten)
    to bet; to wager; to bet on
    • bet werkwoord (bets, betting)
    • wager werkwoord (wagers, wagered, wagering)
    • bet on werkwoord (bets on, betting on)

Conjugations for wedden:

o.t.t.
  1. wed
  2. wedt
  3. wedt
  4. wedden
  5. wedden
  6. wedden
o.v.t.
  1. wedde
  2. wedde
  3. wedde
  4. wedden
  5. wedden
  6. wedden
v.t.t.
  1. heb gewed
  2. hebt gewed
  3. heeft gewed
  4. hebben gewed
  5. hebben gewed
  6. hebben gewed
v.v.t.
  1. had gewed
  2. had gewed
  3. had gewed
  4. hadden gewed
  5. hadden gewed
  6. hadden gewed
o.t.t.t.
  1. zal wedden
  2. zult wedden
  3. zal wedden
  4. zullen wedden
  5. zullen wedden
  6. zullen wedden
o.v.t.t.
  1. zou wedden
  2. zou wedden
  3. zou wedden
  4. zouden wedden
  5. zouden wedden
  6. zouden wedden
diversen
  1. wed!
  2. wedt!
  3. gewed
  4. weddend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor wedden:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bet weddenschap
wager gewaagde onderneming; gok; kans; risico; risicovolle onderneming; waagstuk; weddenschap
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bet inzetten; verwedden; wedden een gok wagen; gokken
bet on inzetten; verwedden; wedden
wager inzetten; verwedden; wedden

Verwante woorden van "wedden":

  • wed

Wiktionary: wedden

wedden
verb
  1. geld wagen op een toekomstige gebeurtenis
wedden
verb
  1. To stake or pledge upon the outcome of an event
  2. make a highly speculative investment or other commitment
  3. put up as collateral

Cross Translation:
FromToVia
wedden bet wetten — Geld auf den Ausgang eines zukünftigen Ereignisses setzen; eine Wette abschließen
wedden bet; wager; stake parier — Mettre une somme dans un pari. (Sens général).