Engels

Uitgebreide vertaling voor adorned (Engels) in het Nederlands

adorned:

adorned bijvoeglijk naamwoord

  1. adorned (gaudy; garish)
    opgesmukt; opgesierd
  2. adorned (decorated)
    – provided with something intended to increase its beauty or distinction 1
    gedecoreerd; versierd

Vertaal Matrix voor adorned:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
gedecoreerd adorned; decorated
opgesmukt adorned; garish; gaudy
- decorated
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opgesierd adorned; garish; gaudy ornated
versierd adorned; decorated

Verwante woorden van "adorned":


Synoniemen voor "adorned":

  • decorated; beaded; beady; bejeweled; bejewelled; bespangled; gemmed; jeweled; jewelled; sequined; spangled; spangly; bedaubed; bespectacled; monocled; spectacled; braided; brocaded; embossed; raised; buttony; carbuncled; champleve; cloisonne; enameled; clinquant; tinseled; tinselly; crested; plumed; topknotted; tufted; crocketed; embellished; ornamented; ornate; embroidered; encircled; ringed; wreathed; fancied up; gussied; gussied up; tricked out; feathery; feathered; plumy; frilled; frilly; ruffled; fringed; gilt-edged; hung; inflamed; inlaid; inwrought; laced; mosaic; tessellated; mounted; paneled; wainscoted; studded; tapestried; tasseled; tasselled; tricked-out; clothed; clad; fancy
  • bedecked; decked; decked out; clothed; clad

Antoniemen van "adorned":


Verwante definities voor "adorned":

  1. provided with something intended to increase its beauty or distinction1

adorned vorm van adorn:

to adorn werkwoord (adorns, adorned, adorning)

  1. to adorn (garnish; decorate; finish; )
    versieren; afwerken; garneren; schotels garneren; opmaken; opsmukken
    • versieren werkwoord (versier, versiert, versierde, versierden, versierd)
    • afwerken werkwoord (werk af, werkt af, werkte af, werkten af, afgewerkt)
    • garneren werkwoord (garneer, garneert, garneerde, garneerden, gegarneerd)
    • schotels garneren werkwoord
    • opmaken werkwoord (maak op, maakt op, maakte op, maakten op, opgemaakt)
    • opsmukken werkwoord (smuk op, smukt op, smukte op, smukten op, opgesmukt)
  2. to adorn (grace; add lustre to)
    opluisteren
    • opluisteren werkwoord (luister op, luistert op, luisterde op, luisterden op, opgeluisterd)

Conjugations for adorn:

present
  1. adorn
  2. adorn
  3. adorns
  4. adorn
  5. adorn
  6. adorn
simple past
  1. adorned
  2. adorned
  3. adorned
  4. adorned
  5. adorned
  6. adorned
present perfect
  1. have adorned
  2. have adorned
  3. has adorned
  4. have adorned
  5. have adorned
  6. have adorned
past continuous
  1. was adorning
  2. were adorning
  3. was adorning
  4. were adorning
  5. were adorning
  6. were adorning
future
  1. shall adorn
  2. will adorn
  3. will adorn
  4. shall adorn
  5. will adorn
  6. will adorn
continuous present
  1. am adorning
  2. are adorning
  3. is adorning
  4. are adorning
  5. are adorning
  6. are adorning
subjunctive
  1. be adorned
  2. be adorned
  3. be adorned
  4. be adorned
  5. be adorned
  6. be adorned
diverse
  1. adorn!
  2. let's adorn!
  3. adorned
  4. adorning
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor adorn:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwerken finishing
opluisteren adornment
opmaken draft; draw up; edit; formulate
opsmukken decorating; dressing up; trimming
versieren adorning; adornment; decorating
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwerken adorn; decorate; dress; dunnage; finish; garnish; ornament; trim accomplish; bring to an end; complete; end; finish; get done; get ready
garneren adorn; decorate; dress; dunnage; finish; garnish; ornament; trim
opluisteren add lustre to; adorn; grace
opmaken adorn; decorate; dress; dunnage; finish; garnish; ornament; trim burn up; consume; finish; get started; make a start; make up; make-up; put on make-up; spend; squander; use; use up
opsmukken adorn; decorate; dress; dunnage; finish; garnish; ornament; trim beautify; decorate; doll up; dress up; embellish; garnish; make up; put on make-up; trim
schotels garneren adorn; decorate; dress; dunnage; finish; garnish; ornament; trim
versieren adorn; decorate; dress; dunnage; finish; garnish; ornament; trim beautify; decorate; embellish
- beautify; clothe; deck; decorate; embellish; grace; invest; ornament

Verwante woorden van "adorn":


Synoniemen voor "adorn":


Verwante definities voor "adorn":

  1. make more attractive by adding ornament, colour, etc.1
  2. furnish with power or authority; of kings or emperors1
  3. be beautiful to look at1
    • Flowers adorned the tables everywhere1

Wiktionary: adorn

adorn
verb
  1. to make more beautiful and attractive; to decorate
adorn
verb
  1. iets versieren
  2. iets meer aantrekkelijk of mooier maken

Cross Translation:
FromToVia
adorn decoreren schmücken — mit Schmuck ausstatten, mit Ziergegenständen verschönern
adorn decoreren; sieren; opsieren; tooien; uitdossen; versieren; ridderen; onderscheiden décorerorner, parer, parler d’ornements d’architecture, de peinture, de sculpture.
adorn decoreren; sieren; opsieren; tooien; uitdossen; versieren ornerparer, embellir une chose, y ajouter, y joindre d’autres choses qui lui donnent plus d’éclat, plus d’agrément.
adorn decoreren; sieren; opsieren; tooien; uitdossen; versieren; mijden; ontwijken; uit de weg gaan; vermijden parer — Traductions à trier suivant le sens