Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. advent:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor advent (Engels) in het Nederlands

advent:

advent [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the advent
    de advent
    • advent [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the advent (coming over; arrival)
    de komst; de overkomst
    • komst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • overkomst [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor advent:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
advent advent
komst advent; arrival; coming over arrival; coming
overkomst advent; arrival; coming over
- coming

Verwante woorden van "advent":

  • advents

Synoniemen voor "advent":


Verwante definities voor "advent":

  1. arrival that has been awaited (especially of something momentous)1
    • the advent of the computer1

Wiktionary: advent

advent
noun
  1. een periode van vier weken voor Kerstmis
        2. de tijd waarin de komst en wederkomst van Jezus Christus worden verwacht


Cross Translation:
FromToVia
advent aankomst arrivageabord, arrivée des navires dans un port.
advent aankomst; plaats van aankomst arrivéeaction d’arriver.
advent komst avènement — Venue de Jésus-Christ sur terre.