Engels

Uitgebreide vertaling voor ageing (Engels) in het Nederlands

ageing:

ageing bijvoeglijk naamwoord, Brits

  1. ageing (obsolescent; aging)
    verouderend

Vertaal Matrix voor ageing:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- aging; ripening; senescence
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- aging; senescent
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verouderend ageing; aging; obsolescent

Synoniemen voor "ageing":


Verwante definities voor "ageing":

  1. growing old1
  2. the organic process of growing older and showing the effects of increasing age1
  3. acquiring desirable qualities by being left undisturbed for some time1

age:

age [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the age
    de eeuw; honderd jaar
  2. the age
    de leeftijd
    • leeftijd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the age (period; era; epoch)
    de periode; epoch; de epoche; het tijdperk; het tijdvak; de era; het tijdsgewricht; het tijdsverloop
    • periode [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • epoch [znw.] zelfstandig naamwoord
    • epoche [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • tijdperk [het ~] zelfstandig naamwoord
    • tijdvak [het ~] zelfstandig naamwoord
    • era [de ~] zelfstandig naamwoord
    • tijdsgewricht [het ~] zelfstandig naamwoord
    • tijdsverloop [het ~] zelfstandig naamwoord
  4. the age (epoch; time; period; era)
    de tijd
    • tijd [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  5. the age (old age)
    de ouderdom
    • ouderdom [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  6. the age (life span; lifetime)
    de oudheid
    • oudheid [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
  7. the age (era; calendar)
    de era; de jaartelling; de tijdrekening

to age werkwoord (ages, aged, ageing)

  1. to age (ripen; mature)
    rijpen; rijp worden
  2. to age
    – To become mature or past due, as in a mature account or a past due account. 2
  3. to age
    – To calculate the number of days that customer and supplier accounts have been outstanding. 2

Conjugations for age:

present
  1. age
  2. age
  3. ages
  4. age
  5. age
  6. age
simple past
  1. aged
  2. aged
  3. aged
  4. aged
  5. aged
  6. aged
present perfect
  1. have aged
  2. have aged
  3. has aged
  4. have aged
  5. have aged
  6. have aged
past continuous
  1. was ageing
  2. were ageing
  3. was ageing
  4. were ageing
  5. were ageing
  6. were ageing
future
  1. shall age
  2. will age
  3. will age
  4. shall age
  5. will age
  6. will age
continuous present
  1. am ageing
  2. are ageing
  3. is ageing
  4. are ageing
  5. are ageing
  6. are ageing
subjunctive
  1. be aged
  2. be aged
  3. be aged
  4. be aged
  5. be aged
  6. be aged
diverse
  1. age!
  2. let's age!
  3. aged
  4. ageing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor age:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eeuw age ages; donkey's years
epoch age; epoch; era; period
epoche age; epoch; era; period
era age; calendar; epoch; era; period
honderd jaar age
jaartelling age; calendar; era
leeftijd age
ouderdom age; old age
oudheid age; life span; lifetime
periode age; epoch; era; period period; period of time; space; space of time; term; time
rijpen process of fermentation; process of ripening
tijd age; epoch; era; period; time
tijdperk age; epoch; era; period
tijdrekening age; calendar; era
tijdsgewricht age; epoch; era; period
tijdsverloop age; epoch; era; period
tijdvak age; epoch; era; period
- eld; geezerhood; historic period; long time; old age; years
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ouderdom berekenen age
rangschikken naar ouderdom age
rijp worden age; mature; ripen
rijpen age; mature; ripen
- get on; maturate; mature; senesce
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
ouderdomsrangschikking age aging
tijd primaeval; primal; primeval
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- epoch; period

Verwante woorden van "age":


Synoniemen voor "age":


Antoniemen van "age":


Verwante definities voor "age":

  1. how long something has existed1
    • it was replaced because of its age1
  2. a time of life (usually defined in years) at which some particular qualification or power arises1
    • she was now of school age1
  3. a late time of life1
    • age hasn't slowed him down at all1
  4. a prolonged period of time1
    • we've known each other for ages1
  5. an era of history having some distinctive feature1
    • we live in a litigious age1
  6. grow old or older1
    • She aged gracefully1
    • we age every day--what a depressing thought!1
  7. begin to seem older; get older1
    • The death of his wife caused him to age fast1
  8. make older1
    • The death of his child aged him tremendously1
  9. To become mature or past due, as in a mature account or a past due account.2
  10. The amount of time that has elapsed since an alert was triggered through MOM.2
  11. To calculate the number of days that customer and supplier accounts have been outstanding.2

Wiktionary: age

age
verb
  1. intransitive: become old
  2. transitive: cause to grow old
noun
  1. generation (see also generation)
  2. great period in the history of the Earth
  3. particular period of time in history
  4. time of life when one attains full person rights
  5. latter part of life
  6. part of the duration of a being or thing between its beginning and any given time
  7. whole duration of a being
age
noun
  1. de tijd dat iemand leeft of geleefd heeft, het totaal aantal levensjaren
  2. een begrensde en als eenheid beschouwde tijd
verb
  1. ouder worden

Cross Translation:
FromToVia
age jaar Jahr — erreichtes Lebensalter, Lebensjahr, durch Zusätze punktuell qualifiziertes Jahr
age levensduur Lebensdauer — die Dauer des Lebens, von der Geburt bis zum Tod
age ouderdom vieillesseâge avancé.
age leeftijd; ouderdom âge — Période écoulée depuis la naissance
age tijdperk; tijdsgewricht époquemoment de l’histoire qui ordinairement marquer par quelque événement considérable.

Verwante vertalingen van ageing