Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. bacon:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor bacon (Engels) in het Nederlands

bacon:

bacon [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the bacon (pork)
    het spek
    • spek [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor bacon:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
spek bacon; pork

Synoniemen voor "bacon":

  • cut of pork
  • Bacon; Roger Bacon; monk; monastic; scientist; man of science
  • Francis Bacon; Sir Francis Bacon; Baron Verulam; 1st Baron Verulam; Viscount St. Albans; statesman; solon; national leader; philosopher

Verwante definities voor "bacon":

  1. back and sides of a hog salted and dried or smoked; usually sliced thin and fried1

Wiktionary: bacon

bacon
noun
  1. cut of meat
bacon
noun
  1. een laag vet tussen huid en vlees bij grote zoogdieren

Cross Translation:
FromToVia
bacon spek lardcouche de graisse qui se trouver entre la peau et la chair du porc.

Verwante vertalingen van bacon