Engels

Uitgebreide vertaling voor bind together (Engels) in het Nederlands

bind together:

to bind together werkwoord (binds together, binding together)

  1. to bind together (button up; button; knot; )
    vastknopen; aan elkaar knopen; knopen; aan elkaar binden; strikken
    • vastknopen werkwoord (knoop vast, knoopt vast, knoopte vast, knoopten vast, vastgeknoopt)
    • aan elkaar knopen werkwoord (knoop aan elkaar, knoopt aan elkaar, knoopte aan elkaar, knoopten aan elkaar, aan elkaar geknoopt)
    • knopen werkwoord (knoop, knoopt, knoopte, knoopten, geknoopt)
    • aan elkaar binden werkwoord
    • strikken werkwoord (strik, strikt, strikte, strikten, gestrikt)
  2. to bind together (bind; tie together; tie)
    verbinden; aan elkaar binden; samenbinden; aaneenbinden
    • verbinden werkwoord (verbind, verbindt, verbond, verbonden, verbonden)
    • aan elkaar binden werkwoord
    • samenbinden werkwoord (bind samen, bindt samen, bond samen, bonden samen, samengebonden)
    • aaneenbinden werkwoord (bind aaneen, bindt aaneen, bond aaneen, bonden aaneen, aaneengebonden)
  3. to bind together (bundle; unite)
    samenbundelen
    • samenbundelen werkwoord (bundel samen, bundelt samen, bundelde samen, bundelden samen, samengebundeld)

Conjugations for bind together:

present
  1. bind together
  2. bind together
  3. binds together
  4. bind together
  5. bind together
  6. bind together
present perfect
  1. have bound together
  2. have bound together
  3. has bound together
  4. have bound together
  5. have bound together
  6. have bound together
past continuous
  1. was binding together
  2. were binding together
  3. was binding together
  4. were binding together
  5. were binding together
  6. were binding together
future
  1. shall bind together
  2. will bind together
  3. will bind together
  4. shall bind together
  5. will bind together
  6. will bind together
continuous present
  1. am binding together
  2. are binding together
  3. is binding together
  4. are binding together
  5. are binding together
  6. are binding together
subjunctive
  1. be bound together
  2. be bound together
  3. be bound together
  4. be bound together
  5. be bound together
  6. be bound together
diverse
  1. bind together!
  2. let's bind together!
  3. bound together
  4. binding together
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor bind together:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
knopen tie
verbinden joining; linking
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan elkaar binden attach; bind; bind together; button; button up; fasten; fix; knot; tie; tie on; tie together; tie up
aan elkaar knopen attach; bind; bind together; button; button up; fasten; fix; knot; tie; tie on; tie together; tie up bind; connect; knot; tie together
aaneenbinden bind; bind together; tie; tie together
knopen attach; bind; bind together; button; button up; fasten; fix; knot; tie; tie on; tie together; tie up bind; bind fast; bind up; connect; fasten; join; knot; pinion; tie; tie together; tie up
samenbinden bind; bind together; tie; tie together
samenbundelen bind together; bundle; unite
strikken attach; bind; bind together; button; button up; fasten; fix; knot; tie; tie on; tie together; tie up bind; bind fast; bind up; fasten; join; pinion; tie; tie up
vastknopen attach; bind; bind together; button; button up; fasten; fix; knot; tie; tie on; tie together; tie up
verbinden bind; bind together; tie; tie together attach; bind; bridge; combine; connect; couple; fasten; interlink; join; knot; link; make a match; pander; secure; tie together; tie up; unite

Verwante vertalingen van bind together