Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. camper:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor camper (Engels) in het Nederlands

camper:

camper [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the camper (mobile home)
    de kampeerwagen; de camper; de kampeerbus; de kampeerauto
  2. the camper
    de kampeerder
  3. the camper
    kampeerster
  4. the camper (motor home; mobile home)
    het kampeerbusje

Vertaal Matrix voor camper:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
camper camper; mobile home
kampeerauto camper; mobile home
kampeerbus camper; mobile home
kampeerbusje camper; mobile home; motor home
kampeerder camper
kampeerster camper
kampeerwagen camper; mobile home
- camping bus; motor home

Verwante woorden van "camper":

  • campers

Synoniemen voor "camper":

  • vacationer; vacationist
  • camping bus; motor home; recreational vehicle; RV; R.V.

Verwante definities voor "camper":

  1. a recreational vehicle equipped for camping out while traveling1
  2. someone living temporarily in a tent or lodge for recreation1

Wiktionary: camper

camper
noun
  1. iemand die, gewoonlijk tijdens de vakantie, in een tent bivakkeert