Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. cashier:
  2. Wiktionary:
  3. Gebruikers suggesties voor cashier:
    • cassiere


Engels

Uitgebreide vertaling voor cashier (Engels) in het Nederlands

cashier:

cashier [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the cashier (cash girl; teller)
    de caissière; kassajuffrouw
  2. the cashier
    kassiere
  3. the cashier
    kashoudster
  4. the cashier
    kashouder
  5. the cashier (collector)
    de incasseerder; inner

Vertaal Matrix voor cashier:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
caissière cash girl; cashier; teller
incasseerder cashier; collector
inner cashier; collector
kashouder cashier
kashoudster cashier
kassajuffrouw cash girl; cashier; teller
kassiere cashier
- bank clerk; teller
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- treasurer

Verwante woorden van "cashier":

  • cashiers

Synoniemen voor "cashier":


Verwante definities voor "cashier":

  1. a person responsible for receiving payments for goods and services (as in a shop or restaurant)1
  2. an employee of a bank who receives and pays out money1
  3. discharge with dishonor, as in the army1
  4. discard or do away with1
    • cashier the literal sense of this word1

Wiktionary: cashier

cashier
noun
  1. iemand die het beheer heeft over kas en de mutaties ervan bijhoudt

Cross Translation:
FromToVia
cashier muntmeester; penningmeester; kashouder; kassier trésorier — Personne qui, dans une association, est chargée de percevoir les revenus, le montant des souscriptions, et d’en rendre compte.