Engels

Uitgebreide vertaling voor chiefs (Engels) in het Nederlands

chiefs:

chiefs [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the chiefs (leaders; principals; guides; commanders; heads)
    de leiders; de hoofdmannen; de opperhoofden
  2. the chiefs (bosses; captains)
    de bazen; de chefs
    • bazen [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • chefs [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  3. the chiefs (directors; principals; managers; )
    de directeuren; de directeurs
  4. the chiefs (leaders)
    de leidsmannen

Vertaal Matrix voor chiefs:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bazen bosses; captains; chiefs
chefs bosses; captains; chiefs
directeuren chiefs; commanders; directors; guides; heads; leaders; managers; principals
directeurs chiefs; commanders; directors; guides; heads; leaders; managers; principals
hoofdmannen chiefs; commanders; guides; heads; leaders; principals foremen
leiders chiefs; commanders; guides; heads; leaders; principals foremen
leidsmannen chiefs; leaders
opperhoofden chiefs; commanders; guides; heads; leaders; principals

Verwante woorden van "chiefs":


chief:

chief [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the chief (boss; superior; head; leader)
    de baas; de chef; het hoofd; werkbaas; de voorman
    • baas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • chef [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hoofd [het ~] zelfstandig naamwoord
    • werkbaas [znw.] zelfstandig naamwoord
    • voorman [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the chief (leader; headman; centurion; captain; commander)
    de aanvoerder; de leider; het hoofd; de hoofdman
    • aanvoerder [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • leider [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hoofd [het ~] zelfstandig naamwoord
    • hoofdman [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  3. the chief (boss; master; principal; leader)
    de baas; de superieur; de meester; de meerdere; de patroon
    • baas [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • superieur [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • meester [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • meerdere [de ~] zelfstandig naamwoord
    • patroon [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  4. the chief (chairman; president; leader; )
    de voorzitter; de bestuurder; de manager; het kopstuk
  5. the chief (woman-leader; captain; forewoman)
    de leidster; de voorvrouw; de aanvoerster; de leidsvrouw
  6. the chief (chieftain; tribal chief; head; leader)
    het opperhoofd; het stamhoofd; de hoofdleider; de hoofdman; het hoofd

chief bijvoeglijk naamwoord

  1. chief (cardinal; principal)
    kardinaal; voornaamst; cruciaal

Vertaal Matrix voor chief:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanvoerder captain; centurion; chief; commander; headman; leader commander; commanding officer
aanvoerster captain; chief; forewoman; woman-leader
baas boss; chief; head; leader; master; principal; superior boss; commander; lord; ruler
bestuurder captain; chairman; chief; commander; leader; manager; president driver; drivers; politician; statesman
chef boss; chief; head; leader; superior boss; headmanager; manager
hoofd boss; captain; centurion; chief; chieftain; commander; head; headman; leader; superior; tribal chief beginning; beginning of a letter; boss; head; head of a human being; head teacher; principal; rector; sphere
hoofdleider chief; chieftain; head; leader; tribal chief
hoofdman captain; centurion; chief; chieftain; commander; head; headman; leader; tribal chief
kardinaal cardinal
kopstuk captain; chairman; chief; commander; leader; manager; president
leider captain; centurion; chief; commander; headman; leader foreman; front-rank man; leader
leidster captain; chief; forewoman; woman-leader
leidsvrouw captain; chief; forewoman; woman-leader
manager captain; chairman; chief; commander; leader; manager; president manager
meerdere boss; chief; leader; master; principal Superior
meester boss; chief; leader; master; principal LL.M.; captain; commander; educator; engine driver; guild master; instructor; jurist; lawyer; legal expert; lord; master; pedagogue; ruler; school teacher; schoolmaster; schoolteacher; skipper; teacher; tutor
opperhoofd chief; chieftain; head; leader; tribal chief
patroon boss; chief; leader; master; principal ammunition; cartridge; design; drawing; motive; patron saint; pattern
stamhoofd chief; chieftain; head; leader; tribal chief
superieur boss; chief; leader; master; principal Superior
voorman boss; chief; head; leader; superior foreman; front-rank man; headman
voorvrouw captain; chief; forewoman; woman-leader
voorzitter captain; chairman; chief; commander; leader; manager; president chair; chairman; chairperson; chairwoman; president
werkbaas boss; chief; head; leader; superior
- boss; chieftain; foreman; gaffer; head; headman; honcho; top dog; tribal chief
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
cruciaal cardinal; chief; principal central; crucial; elemental; essential; fundamental; material; very important; vital; wanted
kardinaal cardinal; chief; principal
superieur better; classy; superior
- main; master; primary; principal
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
patroon pattern
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
hoofd principal
meerdere several
voornaamst cardinal; chief; principal highest; peak; uppermost

Verwante woorden van "chief":


Synoniemen voor "chief":


Verwante definities voor "chief":

  1. most important element1
    • the chief aim of living1
  2. a person who exercises control over workers1
  3. a person who is in charge1
  4. the head of a tribe or clan1

Wiktionary: chief

chief
noun
  1. de baas, iemand die de leiding heeft
  2. iemand die de aanvoerder van een stam is
  3. leider van een stam

Cross Translation:
FromToVia
chief kok cuisinier — Celui qui prépare la nourriture

Verwante vertalingen van chiefs