Overzicht
Engels naar Nederlands: Meer gegevens...
- compete:
-
Wiktionary:
- compete → wedijveren, mededingen
- compete → meewerken, aan een wedstrijd deelnemen, wedijveren, concurreren, meedingen
-
Gebruikers suggesties voor compete:
- concureren
Engels
Uitgebreide vertaling voor compete (Engels) in het Nederlands
compete:
-
to compete (fight against; struggle)
strijden tegen; vechten tegen-
strijden tegen werkwoord (strijd tegen, strijdt tegen, streed tegen, streden tegen, gestreden tegen)
-
vechten tegen werkwoord
-
Conjugations for compete:
present
- compete
- compete
- competes
- compete
- compete
- compete
simple past
- competed
- competed
- competed
- competed
- competed
- competed
present perfect
- have competed
- have competed
- has competed
- have competed
- have competed
- have competed
past continuous
- was competing
- were competing
- was competing
- were competing
- were competing
- were competing
future
- shall compete
- will compete
- will compete
- shall compete
- will compete
- will compete
continuous present
- am competing
- are competing
- is competing
- are competing
- are competing
- are competing
subjunctive
- be competed
- be competed
- be competed
- be competed
- be competed
- be competed
diverse
- compete!
- let's compete!
- competed
- competing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they
Vertaal Matrix voor compete:
| Werkwoord | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| strijden tegen | compete; fight against; struggle | |
| vechten tegen | compete; fight against; struggle | |
| - | contend; vie | |
| Over | Verwante vertalingen | Andere vertalingen |
| - | vie |
Verwante woorden van "compete":
Synoniemen voor "compete":
Verwante definities voor "compete":
Wiktionary: compete
compete
Cross Translation:
verb
compete
-
to contend
- compete → wedijveren
verb
-
samen met anderen naar iets dingen
Cross Translation:
| From | To | Via |
|---|---|---|
| • compete | → meewerken; aan een wedstrijd deelnemen; wedijveren; concurreren; meedingen | ↔ concourir — tendre ensemble au même but, coopérer. |
| • compete | → concurreren; meedingen; wedijveren | ↔ rivaliser — disputer de talent, de mérite, etc., avec quelqu’un, en approcher, l’égaler. |