Crisis in het Nederlands vertaald uit het Engels

Overzicht

Engels naar Nederlands: Meer gegevens...

Engels

Uitgebreide vertaling voor crisis (Engels) in het Nederlands

the crisis (emergency situation; state of emergency)
de nood; de noodtoestand
- nood [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- noodtoestand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
the crisis (emergency situation; state of emergency)
de alarmtoestand
- alarmtoestand [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
the crisis (turning-point; turn; change; state of emergency; emergency situation)
het keerpunt; de keer; de wending
- keerpunt [het ~] zelfstandig naamwoord
- keer [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
- wending [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
alarmtoestand	crisis; emergency situation; state of emergency
keer	change; crisis; emergency situation; state of emergency; turn; turning-point	bending; change; time
keerpunt	change; crisis; emergency situation; state of emergency; turn; turning-point
nood	crisis; emergency situation; state of emergency	adversity; agony; destitution; disaster; helplessness; necessity; need; ordeal; pain; test; testing; torment; torture
noodtoestand	crisis; emergency situation; state of emergency	state of emergency
wending	change; crisis; emergency situation; state of emergency; turn; turning-point	alteration; altering; change; change of form; changing; conversion; inversion; reformation; remodelling; rotation; swerve; transformation; transposition; turn

a crucial stage or turning point in the course of something¹
- after the crisis the patient either dies or gets better¹
an unstable situation of extreme danger or difficulty¹
- they went bankrupt during the economic crisis¹

crisis

noun

point in a drama at which a conflict reaches a peak before being resolved
- crisis → breekpunt
sudden change in the course of a disease
- crisis → crisis
unstable situation in political, social, economic or military affairs
- crisis → crisis
crucial or decisive point or situation; a turning point
- crisis → keerpunt; crisis

crisis

noun

een zware noodsituatie waarbij het functioneren van een stelsel ernstig verstoord raakt
- crisis → crisis

Cross Translation:

From	To	Via
• crisis	→ crisis	↔ crise — médecine\|fr changement en bien ou en mal qui survient dans le cours d'une maladie et s'annonce par quelques phénomènes particuliers, comme une excrétion abondante, une hémorragie considérable, des sueurs, un dépôt dans les urines, etc.