Engels

Uitgebreide vertaling voor diminishing (Engels) in het Nederlands

diminishing:

diminishing [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the diminishing (lessening)
    de vermindering; de afname; minder worden
  2. the diminishing (reduction; diminution)
    de verkleining

diminishing bijvoeglijk naamwoord

  1. diminishing (decreasing; fading; declining; )
    afnemend; achteruitgaand; vervallend
  2. diminishing (declining; reducing; decreasing)
    verminderend; slinkend; minderend
  3. diminishing
    tanend; vergelend
  4. diminishing (declining; fading; weakening)
    verzwakkend; achteruitgaand

diminishing werkwoord

  1. diminishing (shrink)
    afnemend; tanend; slinkend

Vertaal Matrix voor diminishing:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afname diminishing; lessening acquiring; acquisition; buy; buying; crash; decline; decrease; deduct; downfall; fall; obtaining; procurance; purchase; purchasing
minder worden diminishing; lessening crash; decline; decrease; downfall; fall
verkleining diminishing; diminution; reduction
vermindering diminishing; lessening allowance; decrease; deduct; deduction; fall; inventory decrease; rebate; relief; toning down; weakening
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afnemend diminishing; shrink
minder worden be shortcoming; curtail; decline; decrease; diminish; dwindle; go down; go thieving; lessen; mark down; reduce; regress; remove; scale down; shrink; shrink away; sink; take away; wain; waining
slinkend diminishing; shrink
tanend diminishing; shrink
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- ebbing
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
achteruitgaand abating; declining; decreasing; diminishing; fading; lessening; subsiding; weakening
afnemend abating; declining; decreasing; diminishing; fading; lessening; subsiding; weakening
minderend declining; decreasing; diminishing; reducing
slinkend declining; decreasing; diminishing; reducing dwindling; shrinking; shrinking back; writhing
tanend diminishing waning
vergelend diminishing
verminderend declining; decreasing; diminishing; reducing
vervallend abating; declining; decreasing; diminishing; fading; lessening; subsiding; weakening
verzwakkend declining; diminishing; fading; weakening

Verwante woorden van "diminishing":


Synoniemen voor "diminishing":


Verwante definities voor "diminishing":

  1. becoming smaller or less or appearing to do so1
    • diminishing returns1
    • his diminishing respect for her1

diminishing vorm van diminish:

to diminish werkwoord (diminishs, diminished, diminishing)

  1. to diminish (decrease; reduce; curtail; )
    verminderen; reduceren; afnemen; beperken; verlagen; inperken; verkorten; minder worden; krimpen; inkrimpen; slinken; minderen
    • verminderen werkwoord (verminder, vermindert, verminderde, verminderden, verminderd)
    • reduceren werkwoord (reduceer, reduceert, reduceerde, reduceerden, gereduceerd)
    • afnemen werkwoord (neem af, neemt af, nam af, namen af, afgenomen)
    • beperken werkwoord (beperk, beperkt, beperkte, beperkten, beperkt)
    • verlagen werkwoord (verlaag, verlaagt, verlaagde, verlaagden, verlaagd)
    • inperken werkwoord (perk in, perkt in, perkte in, perkten in, ingeperkt)
    • verkorten werkwoord (verkort, verkortte, verkortten, verkort)
    • minder worden werkwoord (word minder, wordt minder, werd minder, werden minder, minder geworden)
    • krimpen werkwoord (krimp, krimpt, kromp, krompen, gekrompen)
    • inkrimpen werkwoord (krimp in, krimpt in, kromp in, krompen in, ingekrompen)
    • slinken werkwoord (slink, slinkt, slonk, slonken, geslonken)
    • minderen werkwoord (minder, mindert, minderde, minderden, geminderd)
  2. to diminish (reduce; shrink; decrease)
    verkleinen; kleiner maken
  3. to diminish (shrink; dwindle)
    slinken; inkrimpen; kleiner worden
    • slinken werkwoord (slink, slinkt, slonk, slonken, geslonken)
    • inkrimpen werkwoord (krimp in, krimpt in, kromp in, krompen in, ingekrompen)
    • kleiner worden werkwoord
  4. to diminish (shrink; decrease; reduce; )
    slinken; inkrimpen; krimpen
    • slinken werkwoord (slink, slinkt, slonk, slonken, geslonken)
    • inkrimpen werkwoord (krimp in, krimpt in, kromp in, krompen in, ingekrompen)
    • krimpen werkwoord (krimp, krimpt, kromp, krompen, gekrompen)
  5. to diminish (shrink; shrivel; shrink back; )
    ineenkrimpen; ineenschrompelen; schrompelen
    • ineenkrimpen werkwoord (krimp ineen, krimpt ineen, kromp ineen, krompen ineen, ineengekrompen)
    • ineenschrompelen werkwoord (schrompel ineen, schrompelt ineen, schrompelde ineen, schrompelden ineen, ineengeschrompeld)
    • schrompelen werkwoord (schrompel, schrompelt, schrompelde, schrompelden, geschrompeld)

Conjugations for diminish:

present
  1. diminish
  2. diminish
  3. diminishs
  4. diminish
  5. diminish
  6. diminish
simple past
  1. diminished
  2. diminished
  3. diminished
  4. diminished
  5. diminished
  6. diminished
present perfect
  1. have diminished
  2. have diminished
  3. has diminished
  4. have diminished
  5. have diminished
  6. have diminished
past continuous
  1. was diminishing
  2. were diminishing
  3. was diminishing
  4. were diminishing
  5. were diminishing
  6. were diminishing
future
  1. shall diminish
  2. will diminish
  3. will diminish
  4. shall diminish
  5. will diminish
  6. will diminish
continuous present
  1. am diminishing
  2. are diminishing
  3. is diminishing
  4. are diminishing
  5. are diminishing
  6. are diminishing
subjunctive
  1. be diminished
  2. be diminished
  3. be diminished
  4. be diminished
  5. be diminished
  6. be diminished
diverse
  1. diminish!
  2. let's diminish!
  3. diminished
  4. diminishing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor diminish:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afnemen declining in force; decrease in power; decrease in strength; dust; remove; weakening; wipe off
beperken hampering; impeding; interfering with
kleiner maken reduction
krimpen decrease; shrinking; shrinking back
minder worden crash; decline; decrease; diminishing; downfall; fall; lessening
minderen decrease; shrinking; shrinking back
reduceren reduction
verkorten abbreviating; abridging; shortening
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afnemen curtail; decrease; diminish; dwindle; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink away be shortcoming; cadge; clear away; clear up; collar; collect; come round for; decline; decrease; dust; dwindle; expropriate; fetch; filch; go down; go thieving; make off with; nick; pick up; pilfer; pinch; purloin; regress; remove; rob; shrink; sink; snatch; snitch; steal; swipe; take; take along; take away; wain; waining
beperken curtail; decrease; diminish; dwindle; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink away confine; cut back; dam; embank; encapsulate; enclose; envelope; limit; reduce; restrict
ineenkrimpen diminish; dwindle; shrink; shrink back; shrivel; shrivel up; subside; wizen
ineenschrompelen diminish; dwindle; shrink; shrink back; shrivel; shrivel up; subside; wizen
inkrimpen curtail; decrease; diminish; drop; dwindle; go down; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink; shrink away; shrink back; shrivel; shrivel up decrease; go down; shrink; sink
inperken curtail; decrease; diminish; dwindle; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink away confine; curtail; dam; embank; encapsulate; enclose; envelope; limit; restrict
kleiner maken decrease; diminish; reduce; shrink make smaller; reduce
kleiner worden diminish; dwindle; shrink
krimpen curtail; decrease; diminish; drop; dwindle; go down; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink; shrink away; shrink back; shrivel; shrivel up decrease; go down; shrink; sink
minder worden curtail; decrease; diminish; dwindle; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink away be shortcoming; decline; decrease; dwindle; go down; go thieving; regress; remove; shrink; sink; take away; wain; waining
minderen curtail; decrease; diminish; dwindle; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink away be shortcoming; decline; decrease; dwindle; go thieving; remove; shrink; take away; wain
reduceren curtail; decrease; diminish; dwindle; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink away reduce
schrompelen diminish; dwindle; shrink; shrink back; shrivel; shrivel up; subside; wizen shrivel up; wither
slinken curtail; decrease; diminish; drop; dwindle; go down; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink; shrink away; shrink back; shrivel; shrivel up decrease; go down; shrink; shrivel up; sink; wither
verkleinen decrease; diminish; reduce; shrink decrease; downsample; go down; make smaller; reduce; shrink; sink
verkorten curtail; decrease; diminish; dwindle; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink away abridge; clip; crop; curtail; shorten; trim
verlagen curtail; decrease; diminish; dwindle; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink away lower; mark down; reduce
verminderen curtail; decrease; diminish; dwindle; lessen; mark down; reduce; scale down; shrink away be shortcoming; decline; decrease; dwindle; go down; go thieving; reduce; remove; shrink; sink; take away; wain
- belittle; decrease; fall; lessen
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- decrease; lessen; reduce

Verwante woorden van "diminish":


Synoniemen voor "diminish":


Antoniemen van "diminish":


Verwante definities voor "diminish":

  1. decrease in size, extent, or range1
  2. lessen the authority, dignity, or reputation of1