Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal farming

Vertaal farming van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. farming:
  2. farm:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor farming (Engels) in het Nederlands

farming:

farming [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the farming (agriculture)
    het landbouwbedrijf
  2. the farming (ploughland farming; tilling)
    landbouwonderneming; boerenonderneming

Vertaal Matrix voor farming:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boerenonderneming farming; ploughland farming; tilling
landbouwbedrijf agriculture; farming
landbouwonderneming farming; ploughland farming; tilling agricultural holding
- agriculture; husbandry; land
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- agrarian; agricultural
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- agriculture; farming industry

Verwante woorden van "farming":


Synoniemen voor "farming":


Verwante definities voor "farming":

  1. relating to rural matters1
    • farming communities1
  2. agriculture considered as an occupation or way of life1
    • farming is a strenuous life1
  3. the practice of cultivating the land or raising stock1

Wiktionary: farming

farming
noun
  1. het cultiveren van land voor de voortbrengst van voedsel en andere nuttige producten
Cross Translation:
FromToVia
• farming → landbouw ↔ Landwirtschaft — ohne Plural: der zielgerichtete, wirtschaftliche Anbau von Pflanzen (Ackerbau, Gartenbau, Obstbau, Weinbau) und die zielgerichtete, wirtschaftliche Nutzung und Zucht von domestizierten Tieren (Viehzucht)
• farming → landbouw; akkerbouw ↔ Ackerbau — Form der Bodennutzung, die auf dem Prinzip regelmäßiger Bearbeitung und nachfolgender pflanzlicher Produktion beruht

farming vorm van farm:

farm [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the farm (farmhouse; homestead; estate; )
    – workplace consisting of farm buildings and cultivated land as a unit 1
    de boerderij; de boerenhofstede; de hoeve; de boerenhoeve
  2. the farm (husbandry; farmstead)
    – workplace consisting of farm buildings and cultivated land as a unit 1
    het boerenbedrijf

to farm werkwoord (farms, farmed, farming)

  1. to farm (lease; rent; let; farm out)
    pachten
    • pachten werkwoord (pacht, pachtte, pachtten, gepacht)

Conjugations for farm:

present
  1. farm
  2. farm
  3. farms
  4. farm
  5. farm
  6. farm
simple past
  1. farmed
  2. farmed
  3. farmed
  4. farmed
  5. farmed
  6. farmed
present perfect
  1. have farmed
  2. have farmed
  3. has farmed
  4. have farmed
  5. have farmed
  6. have farmed
past continuous
  1. was farming
  2. were farming
  3. was farming
  4. were farming
  5. were farming
  6. were farming
future
  1. shall farm
  2. will farm
  3. will farm
  4. shall farm
  5. will farm
  6. will farm
continuous present
  1. am farming
  2. are farming
  3. is farming
  4. are farming
  5. are farming
  6. are farming
subjunctive
  1. be farmed
  2. be farmed
  3. be farmed
  4. be farmed
  5. be farmed
  6. be farmed
diverse
  1. farm!
  2. let's farm!
  5. farmed
  6. farming
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor farm:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
boerderij estate; farm; farm house; farmershome; farmhouse; farmstead; homestead
boerenbedrijf farm; farmstead; husbandry
boerenhoeve estate; farm; farm house; farmershome; farmhouse; farmstead; homestead
boerenhofstede estate; farm; farm house; farmershome; farmhouse; farmstead; homestead
hoeve estate; farm; farm house; farmershome; farmhouse; farmstead; homestead
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pachten farm; farm out; lease; let; rent
- grow; produce; raise
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- agricultural holding; holding

Verwante woorden van "farm":


Synoniemen voor "farm":


Verwante definities voor "farm":

  1. workplace consisting of farm buildings and cultivated land as a unit1
    • it takes several people to work the farm1
  2. cultivate by growing, often involving improvements by means of agricultural techniques1
  3. collect fees or profits1
  4. be a farmer; work as a farmer1
    • My son is farming in California1

Wiktionary: farm

farm
noun
  1. a place where agricultural activities take place
farm
noun
  1. een onderneming van een boer
  2. een stuk bebouwd land of tuin
Cross Translation:
FromToVia
• farm → boerderij ↔ Bauernhof — Landwirtschaft: Wohnhaus, Stallungen, Wirtschaftsgelände und Felder, die zusammengenommen einen kleinen landwirtschaftlichen Betrieb darstellen
• farm → pacht; pachten ↔ bail — droit|fr contrat par lequel on donne à quelqu’un la jouissance d’une chose, moyennant un prix convenir et pour un temps déterminé.
• farm → beuren; heffen; ophalen; oprichten; tillen; verheffen; fokken; opfokken ↔ élever — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van farming







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0476 seconde
Page rendered in 1.0 seconds