Engels

Uitgebreide vertaling voor fighting (Engels) in het Nederlands

fighting:

fighting [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the fighting
    vechten; het strijden
    • vechten [znw.] zelfstandig naamwoord
    • strijden [het ~] zelfstandig naamwoord

fighting bijvoeglijk naamwoord

  1. fighting
    strijdend

Vertaal Matrix voor fighting:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
strijden fighting fight; scuffle; tussle
vechten fighting
- combat; fight; scrap
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
strijden fight; keep up the struggle; mat; put up a fight; quarrel; struggle; wage ware
vechten fight; keep up the struggle; mat; put up a fight; quarrel; scrap; scuffle; struggle; wage ware
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- active; combat-ready
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
strijdend fighting

Verwante woorden van "fighting":


Synoniemen voor "fighting":


Verwante definities voor "fighting":

  1. engaged in or ready for military or naval operations1
    • review the fighting forces1
  2. the act of fighting; any contest or struggle1
    • there was fighting in the streets1

fight:

to fight werkwoord (fights, fought, fighting)

  1. to fight (scrap; scuffle)
    vechten; bakkeleien; knokken; duelleren; kampen; matten
    • vechten werkwoord (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • bakkeleien werkwoord (bakkelei, bakkeleit, bakkeleide, bakkeleiden, gebakkeleid)
    • knokken werkwoord (knok, knokt, knokte, knokten, geknokt)
    • duelleren werkwoord (duelleer, duelleert, duelleerde, duelleerden, geduelleerd)
    • kampen werkwoord (kamp, kampt, kampte, kampten, gekampt)
    • matten werkwoord (mat, matte, matten, gemat)
  2. to fight (keep up the struggle; struggle; wage ware; put up a fight)
    vechten; strijden; kampen; strijd voeren
    • vechten werkwoord (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • strijden werkwoord (strijd, strijdt, streed, streden, gestreden)
    • kampen werkwoord (kamp, kampt, kampte, kampten, gekampt)
    • strijd voeren werkwoord
  3. to fight (battle with; combat; contest; quarrel)
    bestrijden; bevechten; bekampen
    • bestrijden werkwoord (bestrijd, bestrijdt, bestreed, bestreden, bestreden)
    • bevechten werkwoord (bevecht, bevocht, bevochten, bevochten)
    • bekampen werkwoord (bekamp, bekampt, bekampte, bekampten, bekampt)
  4. to fight (mat; quarrel)
    strijden; matten; vechten; knokken
    • strijden werkwoord (strijd, strijdt, streed, streden, gestreden)
    • matten werkwoord (mat, matte, matten, gemat)
    • vechten werkwoord (vecht, vocht, vochten, gevochten)
    • knokken werkwoord (knok, knokt, knokte, knokten, geknokt)
  5. to fight (combat; struggle)
    de strijd aanbinden
    • de strijd aanbinden werkwoord (bind de strijd aan, bindt de strijd aan, bond de strijd aan, bonden de stijd aan, de strijd aangebonden)

Conjugations for fight:

present
  1. fight
  2. fight
  3. fights
  4. fight
  5. fight
  6. fight
simple past
  1. fought
  2. fought
  3. fought
  4. fought
  5. fought
  6. fought
present perfect
  1. have fought
  2. have fought
  3. has fought
  4. have fought
  5. have fought
  6. have fought
past continuous
  1. was fighting
  2. were fighting
  3. was fighting
  4. were fighting
  5. were fighting
  6. were fighting
future
  1. shall fight
  2. will fight
  3. will fight
  4. shall fight
  5. will fight
  6. will fight
continuous present
  1. am fighting
  2. are fighting
  3. is fighting
  4. are fighting
  5. are fighting
  6. are fighting
subjunctive
  1. be fought
  2. be fought
  3. be fought
  4. be fought
  5. be fought
  6. be fought
diverse
  1. fight!
  2. let's fight!
  3. fought
  4. fighting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

fight [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the fight (scuffle; tussle)
    het gevecht; matpartij; de vechtpartij; het strijden; het handgemeen; de knokpartij; de kloppartij
  2. the fight (game of rough-and-tumble; romp; romping)
    geravot; de stoeipartij; de stoeierij; het gedonderjaag; het gestoei

Vertaal Matrix voor fight:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bestrijden challenge; contest; dispute; impugn
gedonderjaag fight; game of rough-and-tumble; romp; romping
geravot fight; game of rough-and-tumble; romp; romping
gestoei fight; game of rough-and-tumble; romp; romping
gevecht fight; scuffle; tussle struggle; wrestle
handgemeen fight; scuffle; tussle skirmish
kloppartij fight; scuffle; tussle
knokpartij fight; scuffle; tussle
matpartij fight; scuffle; tussle
stoeierij fight; game of rough-and-tumble; romp; romping
stoeipartij fight; game of rough-and-tumble; romp; romping
strijden fight; scuffle; tussle fighting
vechten fighting
vechtpartij fight; scuffle; tussle brawl; free-for-all
- battle; combat; competitiveness; conflict; engagement; fighting; scrap
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bakkeleien fight; scrap; scuffle altercate; argue; debate; dispute; quarrel; twist; wrangle
bekampen battle with; combat; contest; fight; quarrel
bestrijden battle with; combat; contest; fight; quarrel challenge; contest; dispute; question
bevechten battle with; combat; contest; fight; quarrel
de strijd aanbinden combat; fight; struggle
duelleren fight; scrap; scuffle
kampen fight; keep up the struggle; put up a fight; scrap; scuffle; struggle; wage ware
knokken fight; mat; quarrel; scrap; scuffle
matten fight; mat; quarrel; scrap; scuffle
strijd voeren fight; keep up the struggle; put up a fight; struggle; wage ware
strijden fight; keep up the struggle; mat; put up a fight; quarrel; struggle; wage ware
vechten fight; keep up the struggle; mat; put up a fight; quarrel; scrap; scuffle; struggle; wage ware
- agitate; campaign; contend; crusade; defend; fight back; fight down; oppose; press; push; struggle
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- have a punch-up

Verwante woorden van "fight":


Synoniemen voor "fight":


Verwante definities voor "fight":

  1. a boxing or wrestling match1
    • the fight was on television last night1
  2. a hostile meeting of opposing military forces in the course of a war1
  3. the act of fighting; any contest or struggle1
    • a fight broke out at the hockey game1
  4. an aggressive willingness to compete1
    • the team was full of fight1
  5. an intense verbal dispute1
    • a violent fight over the bill is expected in the Senate1
  6. be engaged in a fight; carry on a fight1
    • the tribesmen fought each other1
    • Siblings are always fighting1
  7. fight against or resist strongly1
    • Don't fight it!1
  8. make a strenuous or labored effort1
    • He fought for breath1
  9. exert oneself continuously, vigorously, or obtrusively to gain an end or engage in a crusade for a certain cause or person; be an advocate for1

Wiktionary: fight

fight
noun
  1. conflict of will, strife
  2. will or ability to fight
  3. physical confrontation
  4. martial arts match
  5. battle
  6. occasion of fighting
verb
  1. to counteract
  2. to engage in combat
  3. to strive for
  4. to conduct or engage in
  5. to contend in physical conflict
fight
verb
  1. de strijd aanbinden met iets of iemand
  2. de strijd aanbinden met iets/iemand
  3. vechten
  4. (figuurlijk) vechten
  5. ondanks weerstand een doel proberen te bereiken
  6. strijd leveren
noun
  1. toestand waarin men in ernstig conflict is met anderen
  2. een handgemeen

Cross Translation:
FromToVia
fight combat bevechten — de strijd aanbinden met iets/iemand
fight bakkeleien streiten(sich mit jemandem um etwas streiten) einen aggressiven Kampf führen, um etwas zu erlangen
fight flap; houw; klap; mep; slag; gevecht; kamp; strijd; treffen; veldslag bataille — guerre|fr combat général entre deux armées.
fight kampen; strijden; strijd voeren; vechten bataillerlivrer de petits combats.
fight gevecht; kamp; slag; strijd; treffen; veldslag combataction par laquelle on attaquer et l’on se défendre.
fight kampen; strijden; strijd voeren; vechten combattreattaquer son ennemi, ou en soutenir l’attaque.
fight kampen; strijden; strijd voeren; vechten lutter — Traductions à trier

Verwante vertalingen van fighting