Overzicht


Engels

Uitgebreide vertaling voor fork (Engels) in het Nederlands

fork:

fork [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the fork (bifurcation; division; splitting; )
    de splitsing; de aftakking; de vertakking
  2. the fork (subdivision; ramification; branching)
    de vertakking; de onderafdeling

fork werkwoord

  1. fork (pin up; prick; hang up)
    opprikken
    • opprikken werkwoord (prik op, prikt op, prikte op, prikten op, opgeprikt)

Vertaal Matrix voor fork:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aftakking bifurcation; crossroads; crossways; division; fork; fork of a road; road junction; splitting; three forked road
onderafdeling branching; fork; ramification; subdivision
splitsing bifurcation; crossroads; crossways; division; fork; fork of a road; road junction; splitting; three forked road bifurcation; crossing; crossroads; crossways; fork of a road; intersection; road junction; splitting; three forked road
vertakking bifurcation; branching; crossroads; crossways; division; fork; fork of a road; ramification; road junction; splitting; subdivision; three forked road branch; side-branch
- branching; crotch; forking; ramification
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opprikken fork; hang up; pin up; prick
vertakking branch
- branch; furcate; pitchfork; ramify; separate
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- fork in a road

Verwante woorden van "fork":


Synoniemen voor "fork":


Verwante definities voor "fork":

  1. the act of branching out or dividing into branches1
  2. cutlery used for serving and eating food1
  3. an agricultural tool used for lifting or digging; has a handle and metal prongs1
  4. the angle formed by the inner sides of the legs where they join the human trunk1
  5. the region of the angle formed by the junction of two branches1
    • they took the south fork1
  6. shape like a fork1
    • She forked her fingers1
  7. divide into two or more branches so as to form a fork1
    • The road forks1
  8. place under attack with one's own pieces, of two enemy pieces1
  9. lift with a pitchfork1

Wiktionary: fork

fork
verb
  1. computer science: to split a software project
  2. computer science: to spawn a new child process
  3. to move with fork
noun
  1. computer science: splitting of a project
  2. computer science: splitting of a process
  3. point where a waterway splits
  4. intersection
  5. pronged tool
  6. eating utensil
fork
noun
  1. aftakking van een boomtak of van een weg
  2. voorwerp bestaande uit een greep en (meestal 3 of 4) tanden, waarmee vast voedsel wordt gegeten

Cross Translation:
FromToVia
fork vork vork — aftakking van een boomtak of van een weg
fork vork; splitsing bifurcationdivision en deux branches.
fork kruis; vork fourchette — Ustensile de table

Verwante vertalingen van fork