Engels

Uitgebreide vertaling voor freshen (Engels) in het Nederlands

freshen:

to freshen werkwoord (freshens, freshened, freshening)

  1. to freshen (revive; generate; activate; )
    opwekken; tot leven wekken; activeren; reanimeren; verlevendigen; opleven
    • opwekken werkwoord (wek op, wekt op, wekte op, wekten op, opgewekt)
    • tot leven wekken werkwoord (wek tot leven, wekt tot leven, wekte tot leven, wekten tot leven, tot leven gewekt)
    • activeren werkwoord (activeer, activeert, activeerde, activeerden, geactiveerd)
    • reanimeren werkwoord
    • verlevendigen werkwoord (verlevendig, verlevendigt, verlevendigde, verlevendigden, verlevendigd)
    • opleven werkwoord (leef op, leeft op, leefde op, leefden op, opgeleefd)
  2. to freshen (refresh)
    verversen
    • verversen werkwoord (ververs, ververst, ververste, verversten, ververst)
  3. to freshen (freshen up; refresh; tidy up)
    opfrissen; verfrissen; verkwikken; verkoelen; verlevendigen
    • opfrissen werkwoord (fris op, frist op, friste op, fristen op, opgefrist)
    • verfrissen werkwoord (verfris, verfrist, verfriste, verfristen, verfrist)
    • verkwikken werkwoord (verkwik, verkwikt, verkwikte, verkwikten, verkwikt)
    • verkoelen werkwoord (verkoel, verkoelt, verkoelde, verkoelden, verkoeld)
    • verlevendigen werkwoord (verlevendig, verlevendigt, verlevendigde, verlevendigden, verlevendigd)
  4. to freshen (freshen oneself up; tidy oneself up; refresh)

Conjugations for freshen:

present
  1. freshen
  2. freshen
  3. freshens
  4. freshen
  5. freshen
  6. freshen
simple past
  1. freshened
  2. freshened
  3. freshened
  4. freshened
  5. freshened
  6. freshened
present perfect
  1. have freshened
  2. have freshened
  3. has freshened
  4. have freshened
  5. have freshened
  6. have freshened
past continuous
  1. was freshening
  2. were freshening
  3. was freshening
  4. were freshening
  5. were freshening
  6. were freshening
future
  1. shall freshen
  2. will freshen
  3. will freshen
  4. shall freshen
  5. will freshen
  6. will freshen
continuous present
  1. am freshening
  2. are freshening
  3. is freshening
  4. are freshening
  5. are freshening
  6. are freshening
subjunctive
  1. be freshened
  2. be freshened
  3. be freshened
  4. be freshened
  5. be freshened
  6. be freshened
diverse
  1. freshen!
  2. let's freshen!
  3. freshened
  4. freshening
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor freshen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
opwekken arousing; awaking; instigation
verkoelen cooling; cooling down
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
activeren activate; awake; excite; freshen; generate; reactivate; recover; refresh; revive; rouse activate; arouse; awake; encourage; excite; stimulate; support; trigger
opfrissen freshen; freshen up; refresh; tidy up enliven; freshen up; refresh; revive
opleven activate; awake; excite; freshen; generate; reactivate; recover; refresh; revive; rouse revive
opwekken activate; awake; excite; freshen; generate; reactivate; recover; refresh; revive; rouse activate; arouse; awake; drive; encourage; excite; prompt; stimulate; stir up; support; urge
reanimeren activate; awake; excite; freshen; generate; reactivate; recover; refresh; revive; rouse
tot leven wekken activate; awake; excite; freshen; generate; reactivate; recover; refresh; revive; rouse
verfrissen freshen; freshen up; refresh; tidy up enliven; freshen up; refresh; revive
verkoelen freshen; freshen up; refresh; tidy up chill; cool; cool down; cool off
verkwikken freshen; freshen up; refresh; tidy up cheer up; comfort; enliven; freshen up; gladden; refresh; revive
verlevendigen activate; awake; excite; freshen; freshen up; generate; reactivate; recover; refresh; revive; rouse; tidy up enliven; freshen up; refresh; revive
verversen freshen; refresh
zich opfrissen freshen; freshen oneself up; refresh; tidy oneself up
zich opknappen freshen; freshen oneself up; refresh; tidy oneself up
zich verfrissen freshen; freshen oneself up; refresh; tidy oneself up
- freshen up; refresh; refreshen

Verwante woorden van "freshen":


Synoniemen voor "freshen":


Antoniemen van "freshen":


Verwante definities voor "freshen":

  1. make fresh again1
  2. become or make oneself fresh again1
    • She freshened up after the tennis game1
  3. make (to feel) fresh1

fresh:

fresh bijvoeglijk naamwoord

  1. fresh (airy; cool)
    fris; koel; luchtig
    • fris bijvoeglijk naamwoord
    • koel bijvoeglijk naamwoord
    • luchtig bijvoeglijk naamwoord
  2. fresh (new)
    nieuw; nieuwbakken
  3. fresh (new)
    nieuwe
    • nieuwe bijvoeglijk naamwoord
  4. fresh (too fresh)
    onbestorven
  5. fresh (unopened; unused; unbroached; untouched)
    onaangeroerd; onaangetast; ongebruikt; ongeopend; onaangebroken

Vertaal Matrix voor fresh:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
fris airy; cool; fresh chilli; chilly; cool; little fresh
koel airy; cool; fresh aloof; businesslike; chilli; chilly; cold; cool; cooled; cooling; distant; freezing; frosty; frozen; in an unresponsive way; little fresh; reserved; reticent; unaffected; unimpaired; unmoved; unperturbed; untouched
luchtig airy; cool; fresh casual; light-hearted; playful
nieuw fresh; new new
nieuwbakken fresh; new
onaangebroken fresh; unbroached; unopened; untouched; unused
onaangeroerd fresh; unbroached; unopened; untouched; unused
onaangetast fresh; unbroached; unopened; untouched; unused flawless; perfect; undamaged; unimpaired; unspoiled; untainted; untouched; unweakened; virgin; whole
onbestorven fresh; too fresh
ongebruikt fresh; unbroached; unopened; untouched; unused
ongeopend fresh; unbroached; unopened; untouched; unused
- bracing; brisk; clean; impertinent; impudent; invigorated; new; novel; overbold; refreshed; refreshful; refreshing; reinvigorated; sassy; saucy; smart; sweet; tonic; unfermented; unused; wise
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- freshly; new; newly
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
nieuwe fresh; new

Verwante woorden van "fresh":


Synoniemen voor "fresh":


Antoniemen van "fresh":


Verwante definities voor "fresh":

  1. improperly forward or bold1
    • don't be fresh with me1
  2. not yet used or soiled1
    • a fresh shirt1
    • a fresh sheet of paper1
  3. recently made, produced, or harvested1
    • fresh bread1
    • a fresh scent1
    • fresh lettuce1
  4. not canned or otherwise preserved1
    • fresh vegetables1
  5. not containing or composed of salt water1
    • fresh water1
  6. imparting vitality and energy1
  7. (of a cycle) beginning or occurring again1
    • a fresh start1
    • fresh ideas1
  8. original and of a kind not seen before1
  9. free from impurities1
    • fresh air1
  10. not soured or preserved1
  11. with restored energy1
  12. having recently calved and therefore able to give milk1
    • the cow is fresh1
  13. very recently1
    • we are fresh out of tomatoes1

Wiktionary: fresh

fresh
adjective
  1. rude or inappropriate
  2. without salt
  3. refreshing or cool
  4. of produce, not from storage
  5. new or clean
fresh
adjective
  1. zojuist schoongemaakt, prettig ruikend
  2. met lucht doortrokken
  3. niet ingeblikt, niet diepgevroren

Cross Translation:
FromToVia
fresh fris frischneu, gerade eben erst, kürzlich
fresh fris; luchtig; onbedorven; vers frais — Qui est en état de fraîcheur.
fresh juist gebeurd; recent; van jonge datum; van recente datum récent — Qui s’produire depuis peu de temps.

Verwante vertalingen van freshen