Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. glance:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor glance (Engels) in het Nederlands

glance:

glance [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the glance
    de oogopslag; de blik
    • oogopslag [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • blik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the glance (look)
    de blikken; oogopslagen
  3. the glance (ogle)
    de lonk
    • lonk [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord

to glance werkwoord (glances, glanced, glancing)

  1. to glance (cast an eye on; look; look on; watch)
    blikken werpen; blikken
  2. to glance (just touch; tag; touch; )
    aanstippen; aanroeren; even aanraken
    • aanstippen werkwoord (stip aan, stipt aan, stipte aan, stipten aan, aangestipt)
    • aanroeren werkwoord (roer aan, roert aan, roerde aan, roerden aan, aangeroerd)
    • even aanraken werkwoord (raak even aan, raakt even aan, raakte even aan, raakten even aan, even aangeraakt)
  3. to glance (glint; peek)
    – throw a glance at; take a brief look at 1
    gluren; loeren
    • gluren werkwoord (gluur, gluurt, gluurde, gluurden, gegluurd)
    • loeren werkwoord (loer, loert, loerde, loerden, geloerd)

Conjugations for glance:

present
  1. glance
  2. glance
  3. glances
  4. glance
  5. glance
  6. glance
simple past
  1. glanced
  2. glanced
  3. glanced
  4. glanced
  5. glanced
  6. glanced
present perfect
  1. have glanced
  2. have glanced
  3. has glanced
  4. have glanced
  5. have glanced
  6. have glanced
past continuous
  1. was glancing
  2. were glancing
  3. was glancing
  4. were glancing
  5. were glancing
  6. were glancing
future
  1. shall glance
  2. will glance
  3. will glance
  4. shall glance
  5. will glance
  6. will glance
continuous present
  1. am glancing
  2. are glancing
  3. is glancing
  4. are glancing
  5. are glancing
  6. are glancing
subjunctive
  1. be glanced
  2. be glanced
  3. be glanced
  4. be glanced
  5. be glanced
  6. be glanced
diverse
  1. glance!
  2. let's glance!
  3. glanced
  4. glancing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor glance:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
blik glance bin; box; can; canister; container; little can; little drum; metal; storage can; tin; tin-plate
blikken glance; look
loeren leer; peek; peep
lonk glance; ogle
oogopslag glance
oogopslagen glance; look
- coup d'oeil; glimpse
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanroeren glance; just touch; stir; tag; tap; tick; touch; touch upon
aanstippen glance; just touch; stir; tag; tap; tick; touch; touch upon tick; tick off
blikken cast an eye on; glance; look; look on; watch
blikken werpen cast an eye on; glance; look; look on; watch
even aanraken glance; just touch; stir; tag; tap; tick; touch; touch upon
gluren glance; glint; peek be a Peeping Tom; peep; peep at; play the spy; spy; watch
loeren glance; glint; peek glare at; look sharply at
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- gaze; gleam; glimpse; glint; look; peep

Verwante woorden van "glance":

  • glancing, glances

Synoniemen voor "glance":


Verwante definities voor "glance":

  1. a quick look1
  2. hit at an angle1
  3. throw a glance at; take a brief look at1
    • She only glanced at the paper1

Wiktionary: glance


Cross Translation:
FromToVia
glance blik Blick — (kurzes) Betrachten; Anschauen; das Erfassen von etwas mit den Augen
glance aanzien AnsehenSehen, etwas in Augenschein nehmen.

Verwante vertalingen van glance