Engels

Uitgebreide vertaling voor impersonate (Engels) in het Nederlands

impersonate:

to impersonate werkwoord (impersonates, impersonated, impersonating)

  1. to impersonate (personify; represent; portray; interpret)
    verpersonificeren; uitbeelden; verbeelden; vertolken
    • verpersonificeren werkwoord
    • uitbeelden werkwoord (beeld uit, beeldt uit, beeldde uit, beeldden uit, uitgebeeld)
    • verbeelden werkwoord (verbeeld, verbeeldt, verbeeldde, verbeeldden, verbeeld)
    • vertolken werkwoord (vertolk, vertolkt, vertolkte, vertolkten, vertolkt)
  2. to impersonate (give expression to; express; utter; )
    uiten; uitdrukken; verwoorden; uiting geven aan; uitdrukking geven aan; vertolken
    • uiten werkwoord (uit, uitte, uitten, geuit)
    • uitdrukken werkwoord (druk uit, drukt uit, drukte uit, drukten uit, uitgedrukt)
    • verwoorden werkwoord (verwoord, verwoordt, verwoordde, verwoordden, verwoord)
    • uiting geven aan werkwoord
    • uitdrukking geven aan werkwoord (geef uitdrukking aan, geeft uitdrukking aan, gaf uitdrukking aan, gaven uitdrukking aan, uitdrukking gegeven aan)
    • vertolken werkwoord (vertolk, vertolkt, vertolkte, vertolkten, vertolkt)
  3. to impersonate (play the role of)
    toneelspelen; een rol vertolken; acteren
    • toneelspelen werkwoord (speel toneel, speelt toneel, speelde toneel, speelden toneel, toneelgespeeld)
    • een rol vertolken werkwoord
    • acteren werkwoord (acteer, acteert, acteerde, acteerden, geacteerd)

Conjugations for impersonate:

present
  1. impersonate
  2. impersonate
  3. impersonates
  4. impersonate
  5. impersonate
  6. impersonate
simple past
  1. impersonated
  2. impersonated
  3. impersonated
  4. impersonated
  5. impersonated
  6. impersonated
present perfect
  1. have impersonated
  2. have impersonated
  3. has impersonated
  4. have impersonated
  5. have impersonated
  6. have impersonated
past continuous
  1. was impersonating
  2. were impersonating
  3. was impersonating
  4. were impersonating
  5. were impersonating
  6. were impersonating
future
  1. shall impersonate
  2. will impersonate
  3. will impersonate
  4. shall impersonate
  5. will impersonate
  6. will impersonate
continuous present
  1. am impersonating
  2. are impersonating
  3. is impersonating
  4. are impersonating
  5. are impersonating
  6. are impersonating
subjunctive
  1. be impersonated
  2. be impersonated
  3. be impersonated
  4. be impersonated
  5. be impersonated
  6. be impersonated
diverse
  1. impersonate!
  2. let's impersonate!
  3. impersonated
  4. impersonating
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor impersonate:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
acteren impersonate; play the role of act; act a part; perform; play-act
een rol vertolken impersonate; play the role of
toneelspelen impersonate; play the role of act; act a part; dramatise; dramatize; perform; play; play-act; pretend
uitbeelden impersonate; interpret; personify; portray; represent
uitdrukken express; express oneself; give expression to; impersonate; reveal oneself; speak; talk; utter; ventilate peg out; pinch out; squeeze dry; squeeze empty; squeeze out
uitdrukking geven aan express; express oneself; give expression to; impersonate; reveal oneself; speak; talk; utter; ventilate
uiten express; express oneself; give expression to; impersonate; reveal oneself; speak; talk; utter; ventilate express; spout; unload
uiting geven aan express; express oneself; give expression to; impersonate; reveal oneself; speak; talk; utter; ventilate
verbeelden impersonate; interpret; personify; portray; represent
verpersonificeren impersonate; interpret; personify; portray; represent
vertolken express; express oneself; give expression to; impersonate; interpret; personify; portray; represent; reveal oneself; speak; talk; utter; ventilate interpret; render; transcribe; translate
verwoorden express; express oneself; give expression to; impersonate; reveal oneself; speak; talk; utter; ventilate bring something up; express; phrase; put into words; ventilate; verbalise; verbalize; voice
- personate; portray; pose

Verwante woorden van "impersonate":


Synoniemen voor "impersonate":


Verwante definities voor "impersonate":

  1. pretend to be someone you are not; sometimes with fraudulent intentions1
  2. represent another person with comic intentions1
  3. assume or act the character of1
    • She impersonates Madonna1