Engels

Uitgebreide vertaling voor laid (Engels) in het Nederlands

laid:


Vertaal Matrix voor laid:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- set

Synoniemen voor "laid":


Verwante definities voor "laid":

  1. set down according to a plan:1
    • a carefully laid table with places set for four people1
    • stones laid in a pattern1

lay:

to lay werkwoord (lays, laid, laying)

  1. to lay (deposit; place; laydown; )
    leggen; plaatsen; zetten; deponeren; neerleggen; stationeren; neerzetten
    • leggen werkwoord (leg, legt, legde, legden, gelegd)
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • zetten werkwoord (zet, zette, zetten, gezet)
    • deponeren werkwoord (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
    • neerleggen werkwoord (leg neer, legt neer, legde neer, legden neer, neergelegd)
    • stationeren werkwoord (stationeer, stationeert, stationeerde, stationeerden, gestationeerd)
    • neerzetten werkwoord (zet neer, zette neer, zetten neer, neergezet)
  2. to lay (put down; put; place)
    leggen; plaatsen; neerleggen; deponeren; wegleggen
    • leggen werkwoord (leg, legt, legde, legden, gelegd)
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • neerleggen werkwoord (leg neer, legt neer, legde neer, legden neer, neergelegd)
    • deponeren werkwoord (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
    • wegleggen werkwoord (leg weg, legt weg, legde weg, legden weg, weggelegd)
  3. to lay (assemble; install; construct; )
    installeren; aanleggen; monteren en aansluiten; plaatsen; aanbrengen
    • installeren werkwoord (installeer, installeert, installeerde, installeerden, geïnstalleerd)
    • aanleggen werkwoord (leg aan, legt aan, legde aan, legden aan, aangelegd)
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)
    • aanbrengen werkwoord (breng aan, brengt aan, bracht aan, brachten aan, aangebracht)
  4. to lay (put; place)
    leggen; zetten; plaatsen
    • leggen werkwoord (leg, legt, legde, legden, gelegd)
    • zetten werkwoord (zet, zette, zetten, gezet)
    • plaatsen werkwoord (plaats, plaatst, plaatste, plaatsten, geplaatst)

Conjugations for lay:

present
  1. lay
  2. lay
  3. lays
  4. lay
  5. lay
  6. lay
simple past
  1. laid
  2. laid
  3. laid
  4. laid
  5. laid
  6. laid
present perfect
  1. have laid
  2. have laid
  3. has laid
  4. have laid
  5. have laid
  6. have laid
past continuous
  1. was laying
  2. were laying
  3. was laying
  4. were laying
  5. were laying
  6. were laying
future
  1. shall lay
  2. will lay
  3. will lay
  4. shall lay
  5. will lay
  6. will lay
continuous present
  1. am laying
  2. are laying
  3. is laying
  4. are laying
  5. are laying
  6. are laying
subjunctive
  1. be laid
  2. be laid
  3. be laid
  4. be laid
  5. be laid
  6. be laid
diverse
  1. lay!
  2. let's lay!
  3. laid
  4. laying
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor lay:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbrengen splitting; tattle taling; telling of tales
aanleggen construction
leggen laying work aside; laying work down
neerleggen putting down; shooting down; shooting to death
neerzetten putting down
zetten composing; composing work; mounting; placing; printing work; setting; type setting
- ballad
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aanbrengen assemble; construct; fit; instal; install; lay; place; set up betray; give away; inform against; peach; squeak; squeal
aanleggen assemble; construct; fit; instal; install; lay; place; set up anchor; fasten; moor; tie up
deponeren deposit; lay; laydown; place; put; put down; set; set down; situate; station deposit; lay up; placing; put; put up; remit; secure; stock; store
installeren assemble; construct; fit; instal; install; lay; place; set up appoint; arrange; establish; instal; install; institute; set up
leggen deposit; lay; laydown; place; put; put down; set; set down; situate; station put
monteren en aansluiten assemble; construct; fit; instal; install; lay; place; set up
neerleggen deposit; lay; laydown; place; put; put down; set; set down; situate; station bring down; deposit; placing; take down
neerzetten deposit; lay; laydown; place; put down; set; set down; situate; station add; locate; place; put; put down; situate
plaatsen assemble; construct; deposit; fit; instal; install; lay; laydown; place; put; put down; set; set down; set up; situate; station accomodate someone; add; allocate; board; locate; lodge; offer someone lodges; place; position; post; put; put down; set; shelter; situate; station
stationeren deposit; lay; laydown; place; put down; set; set down; situate; station station
wegleggen lay; place; put; put down
zetten deposit; lay; laydown; place; put; put down; set; set down; situate; station add; locate; place; position; put; put down; situate
- place; pose; position; put; put down; repose; set
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- laic; secular
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- amateur; lay eggs; place; poem; prescribe; put; screw; song

Verwante woorden van "lay":


Synoniemen voor "lay":


Verwante definities voor "lay":

  1. not of or from a profession1
    • a lay opinion as to the cause of the disease1
  2. characteristic of those who are not members of the clergy1
    • the lay ministry1
  3. a narrative poem of popular origin1
  4. a narrative song with a recurrent refrain1
  5. put into a certain place or abstract location1
  6. put in a horizontal position1
    • lay the books on the table1
    • lay the patient carefully onto the bed1
  7. lay eggs1
    • This hen doesn't lay1
  8. prepare or position for action or operation1
    • lay a fire1
    • lay the foundation for a new health care plan1
  9. impose as a duty, burden, or punishment1
    • lay a responsibility on someone1

Wiktionary: lay

lay
adjective
  1. non-clergy
  2. non-professional
noun
  1. arrangement or relationship
verb
  1. to deposit an egg
  2. to place something down in a position of rest

Cross Translation:
FromToVia
lay aanwenden; benutten; gebruiken; aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; leggen; steken; plaatsen; stellen; stoppen; zetten; doen; doorvoeren; in toepassing brengen; toepassen; aanzetten; voordoen appliquermettre une chose sur une autre, soit pour qu’elle y demeure adhérente, être pour qu’elle y laisser une empreinte, soit simplement pour qu’elle y toucher.
lay leggen; neerleggen; vlijen; in bed stoppen; naar bed brengen coucher — Coucher quelqu’un
lay bergen; bewaren; opbergen; wegleggen; wegzetten; blootstellen; etaleren; uitbrengen; uitstallen; afdoen; afleggen; afzetten; uitdoen; uitkrijgen; uittrekken enlever — Déplacer vers le haut.
lay aandoen; aantrekken; opleggen; opbrengen; aanbrengen; leggen; steken; plaatsen; stellen; stoppen; zetten; doen; indoen; inleggen; inzetten mettreplacer une personne, ou un animal, ou une chose dans un lieu déterminé.

Verwante vertalingen van laid