Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. off-season:


Engels

Uitgebreide vertaling voor off-season (Engels) in het Nederlands

off-season:

off-season [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the off-season (silly season; slack season; dull season)
    het laagseizoen; de komkommertijd

Vertaal Matrix voor off-season:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
komkommertijd dull season; off-season; silly season; slack season
laagseizoen dull season; off-season; silly season; slack season

Synoniemen voor "off-season":


Antoniemen van "off-season":


Verwante definities voor "off-season":

  1. the season when travel is least active and rates are lowest1

Verwante vertalingen van off-season