Engels

Uitgebreide vertaling voor personify (Engels) in het Nederlands

personify:

to personify werkwoord (personifies, personified, personifying)

  1. to personify (represent; portray; interpret; impersonate)
    verpersonificeren; uitbeelden; verbeelden; vertolken
    • verpersonificeren werkwoord
    • uitbeelden werkwoord (beeld uit, beeldt uit, beeldde uit, beeldden uit, uitgebeeld)
    • verbeelden werkwoord (verbeeld, verbeeldt, verbeeldde, verbeeldden, verbeeld)
    • vertolken werkwoord (vertolk, vertolkt, vertolkte, vertolkten, vertolkt)
  2. to personify
    personificeren; personifiëren; verpersoonlijken
    • personificeren werkwoord (personificeer, personificeert, personificeerde, personificeerden, gepersonificeerd)
    • personifiëren werkwoord (personifiëer, personifiëert, personifiëerde, personifiëerden, gepersonifiëerd)
    • verpersoonlijken werkwoord (verpersoonlijk, verpersoonlijkt, verpersoonlijkte, verpersoonlijkten, verpersoonlijkt)
  3. to personify (embody; epitomize; epitomise)
    belichamen; verpersoonlijken
    • belichamen werkwoord (belichaam, belichaamt, belichaamde, belichaamden, belichaamd)
    • verpersoonlijken werkwoord (verpersoonlijk, verpersoonlijkt, verpersoonlijkte, verpersoonlijkten, verpersoonlijkt)

Conjugations for personify:

present
  1. personify
  2. personify
  3. personifies
  4. personify
  5. personify
  6. personify
simple past
  1. personified
  2. personified
  3. personified
  4. personified
  5. personified
  6. personified
present perfect
  1. have personified
  2. have personified
  3. has personified
  4. have personified
  5. have personified
  6. have personified
past continuous
  1. was personifying
  2. were personifying
  3. was personifying
  4. were personifying
  5. were personifying
  6. were personifying
future
  1. shall personify
  2. will personify
  3. will personify
  4. shall personify
  5. will personify
  6. will personify
continuous present
  1. am personifying
  2. are personifying
  3. is personifying
  4. are personifying
  5. are personifying
  6. are personifying
subjunctive
  1. be personified
  2. be personified
  3. be personified
  4. be personified
  5. be personified
  6. be personified
diverse
  1. personify!
  2. let's personify!
  3. personified
  4. personifying
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor personify:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
belichamen embody; epitomise; epitomize; personify
personificeren personify
personifiëren personify
uitbeelden impersonate; interpret; personify; portray; represent
verbeelden impersonate; interpret; personify; portray; represent
verpersonificeren impersonate; interpret; personify; portray; represent
verpersoonlijken embody; epitomise; epitomize; personify
vertolken impersonate; interpret; personify; portray; represent express; express oneself; give expression to; impersonate; interpret; render; reveal oneself; speak; talk; transcribe; translate; utter; ventilate
- be; body; embody; personate

Verwante woorden van "personify":


Synoniemen voor "personify":


Verwante definities voor "personify":

  1. attribute human qualities to something1
  2. represent, as of a character on stage1
  3. invest with or as with a body; give body to1