Engels

Uitgebreide vertaling voor pricker (Engels) in het Nederlands

pricker:


Vertaal Matrix voor pricker:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- bradawl; prickle; spikelet; spine; sticker; thorn
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- bread pricker

Synoniemen voor "pricker":


Verwante definities voor "pricker":

  1. an awl for making small holes for brads or small screws1
  2. a small sharp-pointed tip resembling a spike on a stem or leaf1

Wiktionary: pricker


Cross Translation:
FromToVia
pricker els; priem; steekpriem alènepoinçon de fer dont on se sert pour percer et coudre le cuir.

prick:

to prick werkwoord (pricks, pricked, pricking)

  1. to prick (sting; cut)
    steken; prikken; steken geven
    • steken werkwoord (steek, steekt, stak, staken, gestoken)
    • prikken werkwoord (prik, prikt, prikte, prikten, geprikt)
    • steken geven werkwoord (geef steken, geeft steken, gaf steken, gaven steken, steken gegeven)
  2. to prick
    prikken in
    • prikken in werkwoord (prik in, prikt in, prikte in, prikten in, geprikt in)
  3. to prick (pierce)
    doorprikken; openprikken
    • doorprikken werkwoord (prik door, prikt door, prikte door, prikten door, doorgeprikt)
    • openprikken werkwoord (prik open, prikt open, prikte open, prikten open, opengeprikt)
  4. to prick (pierce)
    opensteken
    • opensteken werkwoord (steek open, steekt open, stak open, staken open, opengestoken)
  5. to prick (pin up; fork; hang up)
    opprikken
    • opprikken werkwoord (prik op, prikt op, prikte op, prikten op, opgeprikt)

Conjugations for prick:

present
  1. prick
  2. prick
  3. pricks
  4. prick
  5. prick
  6. prick
simple past
  1. pricked
  2. pricked
  3. pricked
  4. pricked
  5. pricked
  6. pricked
present perfect
  1. have pricked
  2. have pricked
  3. has pricked
  4. have pricked
  5. have pricked
  6. have pricked
past continuous
  1. was pricking
  2. were pricking
  3. was pricking
  4. were pricking
  5. were pricking
  6. were pricking
future
  1. shall prick
  2. will prick
  3. will prick
  4. shall prick
  5. will prick
  6. will prick
continuous present
  1. am pricking
  2. are pricking
  3. is pricking
  4. are pricking
  5. are pricking
  6. are pricking
subjunctive
  1. be pricked
  2. be pricked
  3. be pricked
  4. be pricked
  5. be pricked
  6. be pricked
diverse
  1. prick!
  2. let's prick!
  3. pricked
  4. pricking
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

prick [the ~] zelfstandig naamwoord !

  1. the prick (bastard; scoundrel; dickhead; )
    – obscene terms for penis 1
    de klootzak; de schobbejak; de hond; de schoelje; de lul; de eikel; de smeerlap; de schoft
    • klootzak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord !
    • schobbejak [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • hond [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schoelje [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lul [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • eikel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord !
    • smeerlap [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • schoft [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the prick (penis; willie; dick; )
    de roede; de piemel; de penis; de lul; de pik; het lid
    • roede [de ~] zelfstandig naamwoord
    • piemel [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • penis [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lul [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • pik [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
    • lid [het ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor prick:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
eikel asshole; bastard; dickhead; piece of shit; prick; scoundrel; shit; shithead acorn
hond asshole; bastard; dickhead; piece of shit; prick; scoundrel; shit; shithead dog; hound
klootzak asshole; bastard; dickhead; piece of shit; prick; scoundrel; shit; shithead bastard; cad; cunt; dolt; duffer; lout; scamp; scoundrel
lid cock; dick; penis; prick; rod; sod; willie cover; dimension member; lid; member; member of the congregation; paragraph; subsection
lul asshole; bastard; cock; dick; dickhead; penis; piece of shit; prick; rod; scoundrel; shit; shithead; sod; willie dupe; victim
penis cock; dick; penis; prick; rod; sod; willie
piemel cock; dick; penis; prick; rod; sod; willie
pik cock; dick; penis; prick; rod; sod; willie
roede cock; dick; penis; prick; rod; sod; willie
schobbejak asshole; bastard; dickhead; piece of shit; prick; scoundrel; shit; shithead bastard; cad; rascal; rogue; scoundrel; villain
schoelje asshole; bastard; dickhead; piece of shit; prick; scoundrel; shit; shithead cur; pariah; rascal; scoundrel
schoft asshole; bastard; dickhead; piece of shit; prick; scoundrel; shit; shithead bastard; cad; cunt; cur; louse; nasty piece of work; pain in the neck; pariah; rascal; rotter; scamp; scoundrel; screw; shoulder; skunk; sly dog; stinker; villain; wretch; wretched fellow
smeerlap asshole; bastard; dickhead; piece of shit; prick; scoundrel; shit; shithead bastard; cad; cunt; cur; dirty fellow; louse; nasty piece of work; pain in the neck; pariah; pervert; rascal; rotter; scamp; scoundrel; screw; skunk; slob; sly dog; stinker; swine; villain; wretch; wretched fellow
- cock; dent; dick; incision; pecker; peter; pricking; putz; scratch; shaft; slit; tool
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
doorprikken pierce; prick
openprikken pierce; prick
opensteken pierce; prick
opprikken fork; hang up; pin up; prick
prikken cut; prick; sting
prikken in prick
steken cut; prick; sting
steken geven cut; prick; sting
- bite; cock up; goad; prick up; prickle; sting; twinge
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- cock; dick; sting

Verwante woorden van "prick":


Synoniemen voor "prick":


Verwante definities voor "prick":

  1. the act of puncturing with a small point1
    • he gave the balloon a small prick1
  2. obscene terms for penis1
  3. a depression scratched or carved into a surface1
  4. stab or urge on as if with a pointed stick1
  5. make a small hole into, as with a needle or a thorn1
    • The nurse pricked my finger to get a small blood sample1
  6. deliver a sting to1
  7. to cause a sharp emotional pain1
    • The thought of her unhappiness pricked his conscience1
  8. raise1
    • The dog pricked up his ears1
  9. cause a prickling sensation1
  10. cause a stinging pain1
    • The needle pricked his skin1

Wiktionary: prick

prick
noun
  1. feeling of being pierced or punctured
  2. (slang) a penis
  3. an annoying person
verb
  1. pierce
prick
noun
  1. geslachtsdeel van de man, penis; heeft de bijklank van kleinheid, vooral gebruikt voor onvolgroeide jongens
  2. informeel|nld geslachtsdeel van de man, penis

Cross Translation:
FromToVia
prick piemel; pik; lul Pimmel — (umgangssprachlich): männliches Glied
prick piemel; pik; lul Schwanzumgangssprachlich, derb: Penis
prick stikken; pikken; priemen; prikken; steken piquer — Traductions à trier suivant le sens
prick penis; jongeheer; leuter; lul; pik; snikkel; lid; piemel; plasser pénis — anatomie|fr organe mâle de copulation et de miction chez les mammifères, certains oiseaux ou d’autres animaux.
prick lul zob — (argot) pénis, sexe masculin.