Engels

Uitgebreide vertaling voor remit (Engels) in het Nederlands

remit:

to remit werkwoord (remits, remitted, remitting)

  1. to remit (send; forward; send to)
    zenden; opsturen; toezenden; iem. iets sturen; posten; overmaken; doen toekomen
    • zenden werkwoord (zend, zendt, zond, zonden, gezonden)
    • opsturen werkwoord (stuur op, stuurt op, stuurde op, stuurden op, opgestuurd)
    • toezenden werkwoord (zend toe, zendt toe, zond toe, zonden toe, toegezonden)
    • iem. iets sturen werkwoord
    • posten werkwoord (post, postte, postten, gepost)
    • overmaken werkwoord (maak over, maakt over, maakte over, maakten over, overgemaakt)
    • doen toekomen werkwoord
  2. to remit (deposit)
    storten; deponeren
    • storten werkwoord (stort, stortte, stortten, gestort)
    • deponeren werkwoord (deponeer, deponeert, deponeerde, deponeerden, gedeponeerd)
  3. to remit (pay out)
    uitkeren
    • uitkeren werkwoord (keer uit, keert uit, keerde uit, keerden uit, uitgekeerd)
  4. to remit (transfer; deposit; send)
    geld overmaken; overschrijven; overboeken; overzenden
    • geld overmaken werkwoord
    • overschrijven werkwoord (overschrijf, overschrijft, overschreef, overschreven, overschreven)
    • overboeken werkwoord (overboek, overboekt, overboekte, overboekten, overboekt)
    • overzenden werkwoord (zend over, zendt over, zond over, zonden over, overgezonden)

Conjugations for remit:

present
  1. remit
  2. remit
  3. remits
  4. remit
  5. remit
  6. remit
simple past
  1. remitted
  2. remitted
  3. remitted
  4. remitted
  5. remitted
  6. remitted
present perfect
  1. have remitted
  2. have remitted
  3. has remitted
  4. have remitted
  5. have remitted
  6. have remitted
past continuous
  1. was remitting
  2. were remitting
  3. was remitting
  4. were remitting
  5. were remitting
  6. were remitting
future
  1. shall remit
  2. will remit
  3. will remit
  4. shall remit
  5. will remit
  6. will remit
continuous present
  1. am remitting
  2. are remitting
  3. is remitting
  4. are remitting
  5. are remitting
  6. are remitting
subjunctive
  1. be remitted
  2. be remitted
  3. be remitted
  4. be remitted
  5. be remitted
  6. be remitted
diverse
  1. remit!
  2. let's remit!
  3. remitted
  4. remitting
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor remit:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
overschrijven copying; cribbing
posten mailing; posting
storten downpour; heavy shower; pouring rain
- remission; remitment
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
deponeren deposit; remit deposit; lay; lay up; laydown; place; placing; put; put down; put up; secure; set; set down; situate; station; stock; store
doen toekomen forward; remit; send; send to
geld overmaken deposit; remit; send; transfer
iem. iets sturen forward; remit; send; send to
opsturen forward; remit; send; send to send
overboeken deposit; remit; send; transfer
overmaken forward; remit; send; send to
overschrijven deposit; remit; send; transfer copy; crib; override; overtype; overwrite
overzenden deposit; remit; send; transfer beam
posten forward; remit; send; send to mail; post; send; station
storten deposit; remit deposit
toezenden forward; remit; send; send to send
uitkeren pay out; remit
zenden forward; remit; send; send to be at the wheel; drive; emanate; emit; exude; mail; send; send out; ship; steer; supply
- remand; send back; slacken

Synoniemen voor "remit":


Verwante definities voor "remit":

  1. (law) the act of remitting (especially the referral of a law case to another court)1
  2. the topic that a person, committee, or piece of research is expected to deal with or has authority to deal with1
    • they set up a group with a remit to suggest ways for strengthening family life1
  3. diminish or abate1
    • The pain finally remitted1
  4. make slack as by lessening tension or firmness1
  5. forgive1
    • God will remit their sins1
  6. refer (a matter or legal case) to another committee or authority or court for decision1
  7. release from (claims, debts, or taxes)1
    • The taxes were remitted1
  8. send (money) in payment1
    • remit $251

Wiktionary: remit


Cross Translation:
FromToVia
remit doen toekomen; sturen; opsturen; zenden; opzenden; verzenden; adresseren adresserenvoyer directement à une personne, en un lieu.
remit excuseren; verontschuldigen; verschonen; billijken; in het gelijk stellen; rechtvaardigen; begenadigen; vergeven excuserdisculper dans une certaine mesure, présenter une personne ou une action comme moins coupable qu’elle ne sembler.
remit begenadigen; vergeven pardonneraccorder le pardon d’une faute commettre, ne garder aucun ressentiment d’une injure recevoir. — usage En ce sens il a toujours le nom de la chose pour complément direct et le nom de la personne pour complément indirect avec la préposition.
remit verlichten; vermurwen; verzachten; vergemakkelijken soulagerdélivrer, débarrasser d’une partie de quelque fardeau.