Engels

Uitgebreide vertaling voor shattered (Engels) in het Nederlands

shattered:

shattered bijvoeglijk naamwoord

  1. shattered (exhausted; broken)
    gebroken; geradbraakt
  2. shattered (smashed)
    aan gruzelementen

Vertaal Matrix voor shattered:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
geradbraakt broken; exhausted; shattered
- tattered
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- devasteated
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan gruzelementen shattered; smashed
gebroken broken; exhausted; shattered broken; bust; defective; finished; in pieces; on the blink; out of order; ruined; to pieces; torn

Verwante woorden van "shattered":


Synoniemen voor "shattered":


Verwante definities voor "shattered":

  1. ruined or disrupted1
    • our shattered dreams of peace and prosperity1

shattered vorm van shatter:

to shatter werkwoord (shatters, shattered, shattering)

  1. to shatter (smash to pieces; break; smash; smash up; knock to pieces)
    aan stukken slaan; inslaan; verbrijzelen; stukslaan; kapotslaan
    • aan stukken slaan werkwoord (sla aan stukken, slaat aan stukken, sloeg aan stukken, sloegen aan stukken, aan stukken geslagen)
    • inslaan werkwoord (sla in, slaat in, sloeg in, sloegen in, ingeslagen)
    • verbrijzelen werkwoord (verbrijzel, verbrijzelt, verbrijzelde, verbrijzelden, verbrijzeld)
    • stukslaan werkwoord (sla stuk, slaat stuk, sloeg stuk, sloegen stuk, stukgeslagen)
    • kapotslaan werkwoord (sla kapot, slaat kapot, sloeg kapot, sloegen kapot, kapot geslagen)
  2. to shatter (crush; pulverize; dash; )
    verbrijzelen; verpletteren; platdrukken; vermorzelen; fijnmaken; vergruizen
    • verbrijzelen werkwoord (verbrijzel, verbrijzelt, verbrijzelde, verbrijzelden, verbrijzeld)
    • verpletteren werkwoord (verpletter, verplettert, verpletterde, verpletterden, verpletterd)
    • platdrukken werkwoord (druk plat, drukt plat, drukte plat, drukten plat, plat gedrukt)
    • vermorzelen werkwoord (vermorzel, vermorzelt, vermorzelde, vermorzelden, vermorzeld)
    • fijnmaken werkwoord
    • vergruizen werkwoord (vergruis, vergruist, vergruisde, vergruisden, vergruisd)
  3. to shatter (explode; burst into pieces; fly to pieces; blow to bits)
    uiteenspatten
    • uiteenspatten werkwoord (spat uiteen, spatte uiteen, spatten uiteen, uiteengespat)
  4. to shatter (splinter)
    splinteren; tot splinters breken
  5. to shatter (burst; crack)
    aan stukken springen
    • aan stukken springen werkwoord (spring aan stukken, springt aan stukken, sprong aan stukken, aan stukken gesprongen)
  6. to shatter (throw in; break)
    ingooien
    • ingooien werkwoord (gooi in, gooit in, gooide in, gooiden in, ingegooid)

Conjugations for shatter:

present
  1. shatter
  2. shatter
  3. shatters
  4. shatter
  5. shatter
  6. shatter
simple past
  1. shattered
  2. shattered
  3. shattered
  4. shattered
  5. shattered
  6. shattered
present perfect
  1. have shattered
  2. have shattered
  3. has shattered
  4. have shattered
  5. have shattered
  6. have shattered
past continuous
  1. was shattering
  2. were shattering
  3. was shattering
  4. were shattering
  5. were shattering
  6. were shattering
future
  1. shall shatter
  2. will shatter
  3. will shatter
  4. shall shatter
  5. will shatter
  6. will shatter
continuous present
  1. am shattering
  2. are shattering
  3. is shattering
  4. are shattering
  5. are shattering
  6. are shattering
subjunctive
  1. be shattered
  2. be shattered
  3. be shattered
  4. be shattered
  5. be shattered
  6. be shattered
diverse
  1. shatter!
  2. let's shatter!
  3. shattered
  4. shattering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor shatter:

WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aan stukken slaan break; knock to pieces; shatter; smash; smash to pieces; smash up
aan stukken springen burst; crack; shatter
fijnmaken crush; dash; pulverise; pulverize; rub fine; shatter; smash
ingooien break; shatter; throw in
inslaan break; knock to pieces; shatter; smash; smash to pieces; smash up do some shopping; do the shopping; go shopping; lay in; shop; stock; take in
kapotslaan break; knock to pieces; shatter; smash; smash to pieces; smash up
platdrukken crush; dash; pulverise; pulverize; rub fine; shatter; smash crush; flatten; squash
splinteren shatter; splinter
stukslaan break; knock to pieces; shatter; smash; smash to pieces; smash up
tot splinters breken shatter; splinter
uiteenspatten blow to bits; burst into pieces; explode; fly to pieces; shatter
verbrijzelen break; crush; dash; knock to pieces; pulverise; pulverize; rub fine; shatter; smash; smash to pieces; smash up adjourn; break down; sever
vergruizen crush; dash; pulverise; pulverize; rub fine; shatter; smash
vermorzelen crush; dash; pulverise; pulverize; rub fine; shatter; smash
verpletteren crush; dash; pulverise; pulverize; rub fine; shatter; smash

Verwante woorden van "shatter":


Synoniemen voor "shatter":


Verwante definities voor "shatter":

  1. break into many pieces1
    • The wine glass shattered1
  2. cause to break into many pieces1
    • shatter the plate1
  3. damage or destroy1
    • The news of her husband's death shattered her life1

Wiktionary: shatter

shatter
verb
  1. to smash, or break into tiny pieces

Cross Translation:
FromToVia
shatter breken; afbreken; doorbreken; schenden; stukbreken; verbreken; intrappen; verbrijzelen; vermorzelen; verpletteren briserrompre, mettre en pièces.
shatter intrappen; verbrijzelen; vermorzelen; verpletteren fracasserbriser en éclats, avec violence.