Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal shudder

Vertaal shudder van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. shudder:
  2. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor shudder (Engels) in het Nederlands

shudder:

to shudder werkwoord (shudders, shuddered, shuddering)

  1. to shudder (shiver)
    huiveren; griezelen; gruwen
    • huiveren werkwoord (huiver, huivert, huiverde, huiverden, gehuiverd)
    • griezelen werkwoord (griezel, griezelt, griezelde, griezelden, gegriezeld)
    • gruwen werkwoord (gruw, gruwt, gruwde, gruwden, gegruwd)
  2. to shudder (shiver; tremble; quiver; shake)
    beven; bibberen; rillen
    • beven werkwoord (beef, beeft, beefde, beefden, gebeefd)
    • bibberen werkwoord (bibber, bibbert, bibberde, bibberden, gebibberd)
    • rillen werkwoord (ril, rilt, rilde, rilden, gerild)
  3. to shudder (vibrate; shiver; quaver; )
    vibreren; trillen
    • vibreren werkwoord (vibreer, vibreert, vibreerde, vibreerden, gevibreerd)
    • trillen werkwoord (tril, trilt, trilde, trilden, getrild)
  4. to shudder (be horrified; loathe; abhor; have a horror)
    griezelen; gruwelen; gruwen
    • griezelen werkwoord (griezel, griezelt, griezelde, griezelden, gegriezeld)
    • gruwelen werkwoord (gruwel, gruwelt, gruwelde, gruwelden, gegruweld)
    • gruwen werkwoord (gruw, gruwt, gruwde, gruwden, gegruwd)
  5. to shudder (be caught by horror; shiver)
    ijzen; door afgrijzen bevangen worden; verstijven
  6. to shudder (quake; quiver; shake; tremble)
    beven; sidderen
    • beven werkwoord (beef, beeft, beefde, beefden, gebeefd)
    • sidderen werkwoord (sidder, siddert, sidderde, sidderden, gesidderd)

Conjugations for shudder:

present
  1. shudder
  2. shudder
  3. shudders
  4. shudder
  5. shudder
  6. shudder
simple past
  1. shuddered
  2. shuddered
  3. shuddered
  4. shuddered
  5. shuddered
  6. shuddered
present perfect
  1. have shuddered
  2. have shuddered
  3. has shuddered
  4. have shuddered
  5. have shuddered
  6. have shuddered
past continuous
  1. was shuddering
  2. were shuddering
  3. was shuddering
  4. were shuddering
  5. were shuddering
  6. were shuddering
future
  1. shall shudder
  2. will shudder
  3. will shudder
  4. shall shudder
  5. will shudder
  6. will shudder
continuous present
  1. am shuddering
  2. are shuddering
  3. is shuddering
  4. are shuddering
  5. are shuddering
  6. are shuddering
subjunctive
  1. be shuddered
  2. be shuddered
  3. be shuddered
  4. be shuddered
  5. be shuddered
  6. be shuddered
diverse
  1. shudder!
  2. let's shudder!
  5. shuddered
  6. shuddering
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

shudder [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the shudder (shiver; trembling; fluttering; )
    de huivering; de siddering; de rilling
    • huivering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • siddering [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • rilling [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the shudder (shiver; quiver; tremble; shake; tremor)
    bibberen; het rillen
    • bibberen [znw.] zelfstandig naamwoord
    • rillen [het ~] zelfstandig naamwoord
  3. the shudder (trembling)
    de beving; gebeef
    • beving [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • gebeef [znw.] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor shudder:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beven quaking; quivering; shaking; trembling
beving shudder; trembling
bibberen quiver; shake; shiver; shudder; tremble; tremor
gebeef shudder; trembling
gruwelen frights; terrors
gruwen abomination; atrocity
huivering fluttering; quaking; quiver; quivering; shiver; shudder; trembling; tremor
rillen quiver; shake; shiver; shudder; tremble; tremor
rilling fluttering; quaking; quiver; quivering; shiver; shudder; trembling; tremor
siddering fluttering; quaking; quiver; quivering; shiver; shudder; trembling; tremor
- chill; frisson; quiver; shiver; thrill; tingle; tremor
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
beven quake; quiver; shake; shiver; shudder; tremble shake; shiver; tremble
bibberen quiver; shake; shiver; shudder; tremble shiver
door afgrijzen bevangen worden be caught by horror; shiver; shudder
griezelen abhor; be horrified; have a horror; loathe; shiver; shudder
gruwelen abhor; be horrified; have a horror; loathe; shudder
gruwen abhor; be horrified; have a horror; loathe; shiver; shudder
huiveren shiver; shudder
ijzen be caught by horror; shiver; shudder
rillen quiver; shake; shiver; shudder; tremble
sidderen quake; quiver; shake; shudder; tremble
trillen quaver; quiver; shake; shiver; shudder; tremble; vibrate palpitate; shake; shiver; throb; tremble
verstijven be caught by horror; shiver; shudder stiffen
vibreren quaver; quiver; shake; shiver; shudder; tremble; vibrate
- shiver; thrill; throb

Verwante woorden van "shudder":


Synoniemen voor "shudder":


Verwante definities voor "shudder":

  1. an involuntary vibration (as if from illness or fear)1
  2. an almost pleasurable sensation of fright1
  3. shake, as from cold1
  4. tremble convulsively, as from fear or excitement1

Wiktionary: shudder

shudder
noun
  1. shivering tremor
verb
  1. to shake nervously, as if from fear
shudder
noun
  1. een rilling als gevolg van afschuw of koude







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0494 seconde
Page rendered in 1.0 seconds