Home ->Woordenboeken ->Engels/Nederlands ->Vertaal strings

Vertaal strings van Engels naar Nederlands

Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. strings:
  2. string:
  3. Wiktionary:

Engels

Uitgebreide vertaling voor strings (Engels) in het Nederlands

strings:

strings [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the strings (cords; ropes)
    de draden
    • draden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  2. the strings
    de snaren
    • snaren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  3. the strings
    besnaring
  4. the strings
    besnaringen
  5. the strings (bits of rope)
    lijntjes; touwtjes; koordjes; snoertjes
  6. the strings (ropes; cords)
    de touwen; dikke koorden
  7. the strings (player of a stringed instrument)
    de strijker; bespeler van strijkinstrument
  8. the strings (cords; laces; ropes)
    de snoeren; de koorden
    • snoeren [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • koorden [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
  9. the strings (binder twines)
    de bindtouwen; de bindgarens

Vertaal Matrix voor strings:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
besnaring strings
besnaringen strings
bespeler van strijkinstrument player of a stringed instrument; strings
bindgarens binder twines; strings
bindtouwen binder twines; strings packthread; string; twine
dikke koorden cords; ropes; strings
draden cords; ropes; strings
koorden cords; laces; ropes; strings
koordjes bits of rope; strings
lijntjes bits of rope; strings
snaren strings
snoeren cords; laces; ropes; strings cords; flexes
snoertjes bits of rope; strings
strijker player of a stringed instrument; strings ironer; someone who irons the laundry
touwen cords; ropes; strings
touwtjes bits of rope; strings
- string section
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
snoeren string
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
touwen rope

Verwante woorden van "strings":


Synoniemen voor "strings":


Verwante definities voor "strings":

  1. the section of an orchestra that plays stringed instruments1

strings vorm van string:

string [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the string (thread; yarn; cotton)
    het garen; het rijgsnoer; de draad
    • garen [het ~] zelfstandig naamwoord
    • rijgsnoer [het ~] zelfstandig naamwoord
    • draad [de ~ (m)] zelfstandig naamwoord
  2. the string (chord)
    de snaar
    • snaar [de ~] zelfstandig naamwoord
  3. the string (chain; series; sequence; concatenation; succession)
    de aaneenschakeling; de keten; de reeks; de serie; de rij
    • aaneenschakeling [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • keten [de ~] zelfstandig naamwoord, mv.
    • reeks [de ~] zelfstandig naamwoord
    • serie [de ~ (v)] zelfstandig naamwoord
    • rij [de ~] zelfstandig naamwoord
  4. the string (wisp; weft; trail)
    de sliert; slingervormig ding
  5. the string (series; sequence; chain)
    de reeks; de aaneenschakeling; de serie
  6. the string (packthread; twine)
    de bindtouwen; het bindgaren
  7. the string
    – A group of characters or character bytes handled as a single entity. Computer programs use strings to store and transmit data and commands. Most programming languages consider strings (such as 2674:gstmn) as distinct from numeric values (such as 470924). 2
    tekenreeks

to string werkwoord (strings, stringed, stringing)

  1. to string (tack up; lace; tie; cant)
    dichtrijgen; rijgen; dichtsnoeren
    • dichtrijgen werkwoord (rijg dicht, rijgt dicht, reeg dicht, regen dicht, dichtgeregen)
    • rijgen werkwoord (rijg, rijgt, reeg, regen, geregen)
    • dichtsnoeren werkwoord
  2. to string
    snoeren
    • snoeren werkwoord (snoer, snoert, snoerde, snoerden, gesnoerd)

Conjugations for string:

present
  1. string
  2. string
  3. strings
  4. string
  5. string
  6. string
simple past
  1. stringed
  2. stringed
  3. stringed
  4. stringed
  5. stringed
  6. stringed
present perfect
  1. have stringed
  2. have stringed
  3. has stringed
  4. have stringed
  5. have stringed
  6. have stringed
past continuous
  1. was stringing
  2. were stringing
  3. was stringing
  4. were stringing
  5. were stringing
  6. were stringing
future
  1. shall string
  2. will string
  3. will string
  4. shall string
  5. will string
  6. will string
continuous present
  1. am stringing
  2. are stringing
  3. is stringing
  4. are stringing
  5. are stringing
  6. are stringing
subjunctive
  1. be stringed
  2. be stringed
  3. be stringed
  4. be stringed
  5. be stringed
  6. be stringed
diverse
  1. string!
  2. let's string!
  5. stringed
  6. stringing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor string:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
aaneenschakeling chain; concatenation; sequence; series; string; succession chain; chainlet; circlet; coming together; concentration; ring; row; sequence; series; succession
bindgaren packthread; string; twine
bindtouwen packthread; string; twine binder twines; strings
dichtsnoeren buckle on
draad cotton; string; thread; yarn cotton; thread; wire; yarn
garen cotton; string; thread; yarn cotton; thread; yarn
keten chain; concatenation; sequence; series; string; succession chain; chainlet; circlet; commercial chain; cuff; fetter; multiple shop business; multiple store; necklace; ring; row; shackle; sheds; store chain
reeks chain; concatenation; sequence; series; string; succession chain; cyclus; row; sequence; series
rij chain; concatenation; sequence; series; string; succession file; line; queue; rank; row
rijgsnoer cotton; string; thread; yarn
serie chain; concatenation; sequence; series; string; succession chain; cyclus; family; row; sequence; series
sliert string; trail; weft; wisp
slingervormig ding string; trail; weft; wisp
snaar chord; string
snoeren cords; flexes; laces; ropes; strings
- bowed stringed instrument; chain; cosmic string; drawing string; drawstring; strand; train; twine
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
dichtrijgen cant; lace; string; tack up; tie
dichtsnoeren cant; lace; string; tack up; tie buckle; strap
rijgen cant; lace; string; tack up; tie change tack; tack
snoeren string
- draw; string along; string up; thread
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
tekenreeks string character string

Verwante woorden van "string":


Synoniemen voor "string":


Antoniemen van "string":

  • unstring

Verwante definities voor "string":

  1. stringed instruments that are played with a bow1
    • the strings played superlatively well1
  2. a necklace made by a stringing objects together1
    • a string of beads1
  3. a tie consisting of a cord that goes through a seam around an opening1
  4. a lightweight cord1
  5. a tightly stretched cord of wire or gut, which makes sound when plucked, struck, or bowed1
  6. a collection of objects threaded on a single strand1
  7. a linear sequence of symbols (characters or words or phrases)1
  8. a sequentially ordered set of things or events or ideas in which each successive member is related to the preceding1
    • a string of islands1
  9. (cosmology) a hypothetical one-dimensional subatomic particle having a concentration of energy and the dynamic properties of a flexible loop1
  10. a tough piece of fiber in vegetables, meat, or other food (especially the tough fibers connecting the two halves of a bean pod)1
  11. add as if on a string1
    • string these ideas together1
  12. provide with strings1
    • string my guitar1
  13. thread on or as if on a string1
    • string pearls on a string1
    • the child drew glass beads on a string1
  14. remove the stringy parts of1
    • string beans1
  15. string together; tie or fasten with a string1
    • string the package1
  16. stretch out or arrange like a string1
  17. move or come along1
  18. A group of characters or character bytes handled as a single entity. Computer programs use strings to store and transmit data and commands. Most programming languages consider strings (such as 2674:gstmn) as distinct from numeric values (such as 470924).2

Wiktionary: string

string
noun
  1. long, thin structure made from twisted threads
  2. computing: sequence of characters
  3. stringed instruments section
verb
  1. put on a string
string
verb
  1. aan een draad rijgen
  2. voorzien van snaren
noun
  1. een lang zeer dun rond en flexibel voorwerp
  2. de bundel vruchten die uit een dergelijke bloeiwijze voortkomen
Cross Translation:
FromToVia
• string → afhalen; defileren ↔ défiler — détacher une chose du fil du cordon où elle passer.
• string → koordje; touwtje ↔ ficelle — Petite corde dont on se sert ordinairement pour lier des paquets
• string → riem; roeiriem; roeispaan ↔ rame — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van strings







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0406 seconde
Page rendered in 1.0 seconds