Engels

Uitgebreide vertaling voor timidity (Engels) in het Nederlands

timidity:

timidity [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the timidity (shyness; reticence; discomfiture; )
    de verlegenheid; de bedeesdheid; de timiditeit; de schroom; de geslotenheid; de schuwheid
  2. the timidity (syness)
    de schuwheid; de eenkennigheid
  3. the timidity (anxiety)
    de beschroomdheid; de schroom
  4. the timidity (timorousness)
    de schroomvalligheid
  5. the timidity (timorousness)
    de schuchterheid
  6. the timidity (shyness; timorousness)
    bleuheid

Vertaal Matrix voor timidity:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
bedeesdheid discomfiture; reserve; restraint; reticence; shyness; timidity; timorousness
beschroomdheid anxiety; timidity
bleuheid shyness; timidity; timorousness
eenkennigheid syness; timidity
geslotenheid discomfiture; reserve; restraint; reticence; shyness; timidity; timorousness
schroom anxiety; discomfiture; reserve; restraint; reticence; shyness; timidity; timorousness awkwardness; discomfiture; embarrassment
schroomvalligheid timidity; timorousness
schuchterheid timidity; timorousness
schuwheid discomfiture; reserve; restraint; reticence; shyness; syness; timidity; timorousness
timiditeit discomfiture; reserve; restraint; reticence; shyness; timidity; timorousness
verlegenheid discomfiture; reserve; restraint; reticence; shyness; timidity; timorousness awkwardness; discomfiture; embarrassment
- timidness; timorousness
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- pusillanimity

Synoniemen voor "timidity":


Antoniemen van "timidity":


Verwante definities voor "timidity":

  1. fearfulness in venturing into new and unknown places or activities1
  2. fear of the unknown or unfamiliar or fear of making decisions1

Wiktionary: timidity

timidity
noun
  1. het bevangen zijn