Engels

Uitgebreide vertaling voor varying (Engels) in het Nederlands

varying:

varying bijvoeglijk naamwoord

  1. varying (variable; changeable; unstable)
    variërend; wisselvallig; wisselend
  2. varying (variable; changeable; inconstant; unstable)
    variërend; variabel

Vertaal Matrix voor varying:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
variabel changeable; inconstant; unstable; variable; varying
wisselend changeable; unstable; variable; varying
wisselvallig changeable; unstable; variable; varying changeable; fickle; unsettled; variable
- variable
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- alternate; alternating; fluctuating
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
variërend changeable; inconstant; unstable; variable; varying

Verwante woorden van "varying":


Synoniemen voor "varying":


Verwante definities voor "varying":

  1. marked by diversity or difference1
    • the varying angles of roof slope1

Wiktionary: varying


Cross Translation:
FromToVia
varying verenigbaar variable — Qui est susceptible de changer, de varier, d’évoluer.

vary:

to vary werkwoord (varies, varied, varying)

  1. to vary (fluctuate)
    fluctueren; variëren
    • fluctueren werkwoord (fluctueer, fluctueert, fluctueerde, fluctueerden, gefluctueerd)
    • variëren werkwoord (varieer, varieert, varieerde, varieerden, gevarieerd)
  2. to vary (variate; diverge; differ; alternate with; range)
    variëren; veranderen; uiteenlopen; verschillen; afwisselen; wisselen
    • variëren werkwoord (varieer, varieert, varieerde, varieerden, gevarieerd)
    • veranderen werkwoord (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
    • uiteenlopen werkwoord (loop uiteen, loopt uiteen, liep uiteen, liepen uiteen, uiteengelopen)
    • verschillen werkwoord (verschil, verschilt, verschilde, verschilden, verschild)
    • afwisselen werkwoord (wissel af, wisselt af, wisselde af, wisselden af, afgewisseld)
    • wisselen werkwoord (wissel, wisselt, wisselde, wisselden, gewisseld)
  3. to vary (alter; change; interchange; )
    veranderen; wijzigen; verwisselen; afwisselen; herzien
    • veranderen werkwoord (verander, verandert, veranderde, veranderden, veranderd)
    • wijzigen werkwoord (wijzig, wijzigt, wijzigde, wijzigden, gewijzigd)
    • verwisselen werkwoord (verwissel, verwisselt, verwisselde, verwisselden, verwisseld)
    • afwisselen werkwoord (wissel af, wisselt af, wisselde af, wisselden af, afgewisseld)
    • herzien werkwoord (herzie, herziet, herzag, herzagen, herzien)

Conjugations for vary:

present
  1. vary
  2. vary
  3. varies
  4. vary
  5. vary
  6. vary
simple past
  1. varied
  2. varied
  3. varied
  4. varied
  5. varied
  6. varied
present perfect
  1. have varied
  2. have varied
  3. has varied
  4. have varied
  5. have varied
  6. have varied
past continuous
  1. was varying
  2. were varying
  3. was varying
  4. were varying
  5. were varying
  6. were varying
future
  1. shall vary
  2. will vary
  3. will vary
  4. shall vary
  5. will vary
  6. will vary
continuous present
  1. am varying
  2. are varying
  3. is varying
  4. are varying
  5. are varying
  6. are varying
subjunctive
  1. be varied
  2. be varied
  3. be varied
  4. be varied
  5. be varied
  6. be varied
diverse
  1. vary!
  2. let's vary!
  3. varied
  4. varying
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

Vertaal Matrix voor vary:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
veranderen alteration; altering; amending; change; change of form; changing; conversion; modifying; mutation; reformation; remodelling; transformation; transposition
verschillen differing; diverge
wijzigen alteration; altering; amending; change; change of form; changing; conversion; modifying; reformation; remodelling; transformation; transposition
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afwisselen alter; alternate with; change; create; differ; diverge; interchange; invent; make; range; switch; transform; variate; vary
fluctueren fluctuate; vary
herzien alter; change; create; interchange; invent; make; switch; transform; vary alter; amend; better; change; correct; get better; improve; make better; modify; reform; renew; reshape; review; revise; rewrite
uiteenlopen alternate with; differ; diverge; range; variate; vary
variëren alternate with; differ; diverge; fluctuate; range; variate; vary
veranderen alter; alternate with; change; create; differ; diverge; interchange; invent; make; range; switch; transform; variate; vary alter; change; metamorphose; modify; reform; reshape; rewrite; transform; transmute
verschillen alternate with; differ; diverge; range; variate; vary deviate; differ; differ from; make a difference
verwisselen alter; change; create; interchange; invent; make; switch; transform; vary barter; change; change for; confuse; convert; exchange; interchange; mix up; reappoint; replace; reverse; shunt; substitute; swap; switch; swop; trade; trade in; transpose
wijzigen alter; change; create; interchange; invent; make; switch; transform; vary alter; change; modify; reform; reshape; rewrite
wisselen alternate with; differ; diverge; range; variate; vary barter; change; change for; convert; exchange; interchange; shunt; swap; switch; swop; trade; trade in
- alter; change; depart; deviate; diverge; motley; variegate

Verwante woorden van "vary":


Synoniemen voor "vary":


Antoniemen van "vary":


Verwante definities voor "vary":

  1. become different in some particular way, without permanently losing one's or its former characteristics or essence1
    • The supermarket's selection of vegetables varies according to the season1
  2. make something more diverse and varied1
  3. be at variance with; be out of line with1
  4. be subject to change in accordance with a variable1
    • Prices vary1
    • His moods vary depending on the weather1

Wiktionary: vary

vary
verb
  1. to change something with time or a similar parameter
  2. not to remain constant
  3. to display difference
vary
verb
  1. (overgankelijk) doen veranderen

Cross Translation:
FromToVia
vary variëren variieren — etwas teilweise ändern
vary afwisselen; variëren; werken varier — À trier