Overzicht
Engels naar Nederlands:   Meer gegevens...
  1. me:
  2. Wiktionary:
Nederlands naar Engels:   Meer gegevens...
  1. me:
  2. tot zich nemen:
  3. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor me (Engels) in het Nederlands

me:

me

  1. me (I)
    ik
  2. me

me bijvoeglijk naamwoord

  1. me (to me)
    mij
    • mij bijvoeglijk naamwoord

me [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the me
    – The UI label in Messenger for the aspect of the social view that displays unprioritized recent social activity of the user. 1
    ik

Vertaal Matrix voor me:

Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
ik me
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
ik I; me
me me
mij me
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
mij me; to me

Synoniemen voor "me":

  • Maine; Pine Tree State; ME; American state

Verwante definities voor "me":

  1. The UI label in Messenger for the aspect of the social view that displays unprioritized recent social activity of the user.1

Wiktionary: me

me
en-pron
  1. subject of a verb without “and”
    • meik
  2. marking ownership
  3. indirect object of a verb
  4. object of a preposition
  5. obsolete reflexive
    • meme
  6. direct object of a verb
me
pronoun
  1. accusatief en datief van ik, eerste persoon enkelvoud.

ME:


Vertaal Matrix voor ME:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- Maine; Pine Tree State

Verwante definities voor "ME":

  1. a state in New England2

Verwante vertalingen van me



Nederlands

Uitgebreide vertaling voor me (Nederlands) in het Engels

me:

me

  1. me (mij)
    me

Vertaal Matrix voor me:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
me ik
PronounVerwante vertalingenAndere vertalingen
- mij
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
me me; mij ik
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
me mij

Synoniemen voor "me":


Verwante definities voor "me":

  1. eerste persoon enkelvoud, object3
    • hij heeft me gezien3
  2. eerste persoon enkelvoud, wederkerend3
    • pardon, ik vergis me3

Wiktionary: me

me
en-pron
  1. indirect object of a verb
  2. object of a preposition
  3. obsolete reflexive
  4. direct object of a verb

tot zich nemen:

tot zich nemen werkwoord (neem mij tot zich, neemt je tot zich, neemt zich tot zich, zich, je, zich tot zich genomen)

  1. tot zich nemen (verorberen; consumeren; vreten; )
    to dispatch; to consume
    • dispatch werkwoord (dispatches, dispatched, dispatching)
    • consume werkwoord (consumes, consumed, consuming)
  2. tot zich nemen (nuttigen; eten; consumeren; )
    to eat; to munch; to have dinner; to consume; grab a bite; to nibble; to dine; to have something to eat; to have a meal; to nybble
    • eat werkwoord (eats, ate, eating)
    • munch werkwoord (munches, munched, munching)
    • have dinner werkwoord (has dinner, had dinner, having dinner)
    • consume werkwoord (consumes, consumed, consuming)
    • grab a bite werkwoord
    • nibble werkwoord, Amerikaans (nibbles, nibbled, nibbling)
    • dine werkwoord (dines, dined, dining)
    • have something to eat werkwoord (has something to eat, had something to eat, having something to eat)
    • have a meal werkwoord (has a meal, had a meal, having a meal)
    • nybble werkwoord, Brits

Conjugations for tot zich nemen:

o.t.t.
  1. neem mij tot zich
  2. neemt je tot zich
  3. neemt zich tot zich
  4. nemen ons tot zich
  5. nemen ons tot zich
  6. nemen ons tot zich
o.v.t.
  1. me
  2. je
  3. zich
  4. ons
  5. je
  6. zich
v.t.t.
  1. ben mij tot zich genomen
  2. bent je tot zich genomen
  3. is zich tot zich genomen
  4. zijn ons tot zich genomen
  5. zijn je tot zich genomen
  6. zijn zich tot zich genomen
v.v.t.
  1. was mij tot zich genomen
  2. was je tot zich genomen
  3. was zich tot zich genomen
  4. waren ons tot zich genomen
  5. waren je tot zich genomen
  6. waren zich tot zich genomen
o.t.t.t.
  1. zal mij zich nemen
  2. zult je zich nemen
  3. zal zich zich nemen
  4. zullen ons zich nemen
  5. zullen je zich nemen
  6. zullen zich zich nemen
o.v.t.t.
  1. zou mij zich nemen
  2. zou je zich nemen
  3. zou zich zich nemen
  4. zouden ons zich nemen
  5. zouden je zich nemen
  6. zouden zich zich nemen
diversen
  1. neem je tot zich!
  2. neemt u tot zich!
  3. tot zich genomen
  4. tot zich nemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Vertaal Matrix voor tot zich nemen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
consume verbruiken
dispatch aflevering; leverantie; levering; missie; roeping; uitlevering; zending; zending met speciale opdracht
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
consume bikken; bunkeren; consumeren; eten; gebruiken; naar binnen werken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen consumeren; doorjagen; drugs consumeren; gebruiken; laven; lenigen; lessen; opeten; opgebruiken; opkrijgen; opmaken; opvreten; tegoed doen; uitgeven voor een maaltijd; verbruiken; verorberen; verslinden; verteren; vreten
dine consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen dineren; schaften; souperen; tafelen; uitgebreid eten
dispatch bikken; bunkeren; consumeren; eten; naar binnen werken; nuttigen; opeten; schransen; schrokken; tegoed doen; tot zich nemen; verorberen; vreten; zitten proppen verzenden
eat consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen eten; laven; leegeten; lenigen; lessen; opeten; opvreten; schaften; souperen; tegoed doen; vreten
grab a bite consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen
have a meal consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen laven; lenigen; lessen; tegoed doen
have dinner consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen laven; lenigen; lessen; tegoed doen
have something to eat consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen laven; lenigen; lessen; tegoed doen
munch consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen kluiven; knagen; knauwen; snoepen; spijzen
nibble consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen kluiven; knabbelen; knagen; knauwen; oppeuzelen; opvreten; peuzelen; snoepen; spijzen; verslinden; verzwelgen
nybble consumeren; eten; gebruiken; nuttigen; opeten; oppeuzelen; tot zich nemen; verorberen kluiven; knabbelen; knagen; knauwen; oppeuzelen; opvreten; peuzelen; snoepen; spijzen; verslinden; verzwelgen
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
dispatch verzending

Wiktionary: tot zich nemen

tot zich nemen