Engels

Uitgebreide vertaling voor smear (Engels) in het Nederlands

smear:

to smear werkwoord (smears, smeared, smearing)

  1. to smear (grease; lubricate; rub in; oil)
    oliën; smeren; invetten; inoliën
    • oliën werkwoord (olie, oliet, oliede, olieden, geolied)
    • smeren werkwoord (smeer, smeert, smeerde, smeerden, gesmeerd)
    • invetten werkwoord (vet in, vette in, vetten in, ingevet)
    • inoliën werkwoord (olie in, oliet in, oliede in, olieden in, ingeölied)
  2. to smear (blot; plaster; daub)
    bevuilen; besmeren; bekladden; bevlekken; bemorsen
    • bevuilen werkwoord (bevuil, bevuilt, bevuilde, bevuilden, bevuild)
    • besmeren werkwoord (besmeer, besmeert, besmeerde, besmeerden, besmeerd)
    • bekladden werkwoord (beklad, bekladt, bekladde, bekladden, beklad)
    • bevlekken werkwoord (bevlek, bevlekt, bevlekte, bevlekten, bevlekt)
    • bemorsen werkwoord (bemors, bemorst, bemorste, bemorsten, bemorst)
  3. to smear (depart; leave; grease; )
    verlaten; afreizen; wegtrekken; heengaan; verdwijnen; wegreizen
    • verlaten werkwoord (verlaat, verliet, verlieten, verlaten)
    • afreizen werkwoord (reis af, reist af, reisde af, reisden af, afgereisd)
    • wegtrekken werkwoord (trek weg, trekt weg, trok weg, trokken weg, weggetrokken)
    • heengaan werkwoord (ga heen, gaat heen, ging heen, gingen heen, heengegaan)
    • verdwijnen werkwoord (verdwijn, verdwijnt, verdween, verdwenen, verdwenen)
    • wegreizen werkwoord (reis weg, reist weg, reisde weg, reisden weg, weggereisd)

Conjugations for smear:

present
  1. smear
  2. smear
  3. smears
  4. smear
  5. smear
  6. smear
simple past
  1. smeared
  2. smeared
  3. smeared
  4. smeared
  5. smeared
  6. smeared
present perfect
  1. have smeared
  2. have smeared
  3. has smeared
  4. have smeared
  5. have smeared
  6. have smeared
past continuous
  1. was smearing
  2. were smearing
  3. was smearing
  4. were smearing
  5. were smearing
  6. were smearing
future
  1. shall smear
  2. will smear
  3. will smear
  4. shall smear
  5. will smear
  6. will smear
continuous present
  1. am smearing
  2. are smearing
  3. is smearing
  4. are smearing
  5. are smearing
  6. are smearing
subjunctive
  1. be smeared
  2. be smeared
  3. be smeared
  4. be smeared
  5. be smeared
  6. be smeared
diverse
  1. smear!
  2. let's smear!
  3. smeared
  4. smearing
1. I, 2. you, 3. he/she/it, 4. we, 5. you, 6. they

smear [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the smear (cervical smear; swab)
    het uitstrijkje

Vertaal Matrix voor smear:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
heengaan depart; leave
uitstrijkje cervical smear; smear; swab
verdwijnen disappearance; disappearing; vanishing
verlaten leaving
- blot; cytologic smear; cytosmear; daub; malignment; slur; smirch; smudge; spot; stain; vilification
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
afreizen depart; grease; leave; leave for; rub in; sail; set out; smear; start; take off; travel depart; go away; leave; take off
bekladden blot; daub; plaster; smear
bemorsen blot; daub; plaster; smear
besmeren blot; daub; plaster; smear
bevlekken blot; daub; plaster; smear blemish; soil; stain; tarnish
bevuilen blot; daub; plaster; smear dirty; foul; make dirty; soil
heengaan depart; grease; leave; leave for; rub in; sail; set out; smear; start; take off; travel abandon; be killed; be killed in action; break up; depart; depart from; depart this earth; depart this life; die; expire; fall; go; go away; leave; pass away; perish; retire; secede from; succumb; withdraw
inoliën grease; lubricate; oil; rub in; smear
invetten grease; lubricate; oil; rub in; smear
oliën grease; lubricate; oil; rub in; smear
smeren grease; lubricate; oil; rub in; smear depart; go away; leave; take off
verdwijnen depart; grease; leave; leave for; rub in; sail; set out; smear; start; take off; travel disappear; vanish
verlaten depart; grease; leave; leave for; rub in; sail; set out; smear; start; take off; travel abandon; depart from; desert; leave; retire; secede from; withdraw
wegreizen depart; grease; leave; leave for; rub in; sail; set out; smear; start; take off; travel depart; go away; leave; take off
wegtrekken depart; grease; leave; leave for; rub in; sail; set out; smear; start; take off; travel depart; go away; leave; take off
- asperse; besmirch; blur; calumniate; daub; defame; denigrate; slander; smirch; smudge; smutch; sully
Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
verlaten deserted; desolate; forlorn; isolated; lonely; lonesome; secluded; sequestered; solitary
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
- daub; scribble

Verwante woorden van "smear":


Synoniemen voor "smear":


Verwante definities voor "smear":

  1. an act that brings discredit to the person who does it1
  2. a blemish made by dirt1
  3. a thin tissue or blood sample spread on a glass slide and stained for cytologic examination and diagnosis under a microscope1
  4. slanderous defamation1
  5. charge falsely or with malicious intent; attack the good name and reputation of someone1
  6. cover (a surface) by smearing (a substance) over it1
    • smear the wall with paint1
  7. make a smudge on; soil by smudging1
  8. stain by smearing or daubing with a dirty substance1

Wiktionary: smear

smear
verb
  1. to spread (a substance)
  2. to spread (a surface) with a substance
  3. to damage someone's reputation by slandering, making false accusations
smear
verb
  1. besmeren
  2. insmeren met iets om vies te maken
  3. (overgankelijk) met een zachte massa bestrijken

Cross Translation:
FromToVia
smear smeren; besmeren; doorsmeren enduire — Traductions à trier suivant le sens
smear omkopen graisserenduire de graisse, lubrifier, oindre avec un corps gras.
smear smeren; besmeren; doorsmeren étalerTraductions à trier suivant le sens.
smear smeren; besmeren; doorsmeren; spreiden; ontvouwen; uitspreiden; uitbouwen; uitbreiden; vergroten; afwikkelen; ontrollen; uitrollen; ophouden; rekken; strekken; uitsteken; uitstrekken; verdunnen; versnijden; verwateren étendre — Traductions à trier suivant le sens

Verwante vertalingen van smear