Momentum: vertaling Engels

Overzicht

Engels naar Zweeds: Meer gegevens...

momentum:
- energi; fart; drivkraft; uppsving; puff uppåt; lyft; kraft; initiativ; kläm; iver
Wiktionary:
- momentum → rörelsemängd
- momentum → fart, rörelsemängd, ansats, språng

Engels

Uitgebreide vertaling voor momentum (Engels) in het Zweeds

the momentum (drive; thoroughness; energy; impetus; strength; spunk; spirit; jenever; gin; soul)
energi; fart; drivkraft
- energi [-en] zelfstandig naamwoord
- fart [-en] zelfstandig naamwoord
- drivkraft [-en] zelfstandig naamwoord
the momentum (boost; stimulus; incentive; impulse; spur; drive; impetus)
uppsving; puff uppåt; lyft
- uppsving [-ett] zelfstandig naamwoord
- puff uppåt zelfstandig naamwoord
- lyft [-ett] zelfstandig naamwoord
the momentum (drive; impetus)
fart; kraft; energi; initiativ; kläm
- fart [-en] zelfstandig naamwoord
- kraft [-en] zelfstandig naamwoord
- energi [-en] zelfstandig naamwoord
- initiativ [-ett] zelfstandig naamwoord
- kläm zelfstandig naamwoord
the momentum (gusto; efficacy; vigour; zest; vigor)
iver
- iver [-en] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
drivkraft	drive; energy; gin; impetus; jenever; momentum; soul; spirit; spunk; strength; thoroughness	driving force; force; motive power; propelling-force; propulsion; propulsive force
energi	drive; energy; gin; impetus; jenever; momentum; soul; spirit; spunk; strength; thoroughness	current; electric current; power
fart	drive; energy; gin; impetus; jenever; momentum; soul; spirit; spunk; strength; thoroughness	ardor; ardour; assiduity; diligence; driving speed; fervor; fervour; rapidity; speed; velocity; zeal; zest; élan
initiativ	drive; impetus; momentum	initiative; start
iver	efficacy; gusto; momentum; vigor; vigour; zest	ardor; ardour; assiduity; diligence; eagerness; fervor; fervour; fierceness; intensity; vehemence; violence; zeal; zest; élan
kläm	drive; impetus; momentum
kraft	drive; impetus; momentum	ability; capacity; courage; fiber; fibre; forcefulness; fortitude; grandeur; grandiosity; haughtiness; impressiveness; intensity; majesty; muscularity; power; pride; strength; vigor; vigour
lyft	boost; drive; impetus; impulse; incentive; momentum; spur; stimulus
puff uppåt	boost; drive; impetus; impulse; incentive; momentum; spur; stimulus
uppsving	boost; drive; impetus; impulse; incentive; momentum; spur; stimulus	advance; boom; rising
-	impulse

the product of a body's mass and its velocity¹
- the momentum of the particles was deduced from meteoritic velocities¹
an impelling force or strength¹
- the car's momentum carried it off the road¹

momentum

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• momentum	→ fart	↔ vaart — een opgebouwde snelheid
• momentum	→ rörelsemängd	↔ impuls — product van massa en snelheid
• momentum	→ fart	↔ Schwung — heftige, starke, zügige Bewegung
• momentum	→ ansats; språng	↔ élan — (1)