Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. Sunday:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor Sunday (Engels) in het Zweeds

Sunday:

Sunday [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the Sunday
    söndag
    • söndag [-en] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor Sunday:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
söndag Sunday
- Billy Sunday; Dominicus; Lord's Day; Sun; William Ashley Sunday

Verwante woorden van "Sunday":

  • Sundays

Verwante definities voor "Sunday":

  1. United States evangelist (1862-1935)1
  2. first day of the week; observed as a day of rest and worship by most Christians1

Wiktionary: Sunday

Sunday
noun
  1. day of the week

Cross Translation:
FromToVia
Sunday söndag SonntagWochentag zwischen Samstag und Montag
Sunday söndag zondag — een dag van de week die na zaterdag en voor maandag komt
Sunday söndag dimancheseptièmeréf jour de la semaine. Suit le samedi et précède le lundi.

Verwante vertalingen van Sunday