Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. boastful:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor boastful (Engels) in het Zweeds

boastful:

boastful bijvoeglijk naamwoord

  1. boastful (grandiloquent; bragging; boasting)
    skrytsamt; skrytsam
  2. boastful (lah-di-dah; flaunting; overweening; haughty; loud)
    skrytig; skrytigt; skrytfullt

Vertaal Matrix voor boastful:

Bijvoeglijk NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
- big; braggart; bragging; braggy; cock-a-hoop; crowing; self-aggrandising; self-aggrandizing
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
skrytaktig boastful
storordig boastful; grandiloquent
storordigt boastful; grandiloquent
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
skrytfullt boastful; flaunting; haughty; lah-di-dah; loud; overweening
skrytig boastful; flaunting; haughty; lah-di-dah; loud; overweening
skrytigt boastful; flaunting; haughty; lah-di-dah; loud; overweening
skrytsam boastful; boasting; bragging; grandiloquent
skrytsamt boastful; boasting; bragging; grandiloquent

Verwante woorden van "boastful":

  • boastfulness, boastfully

Synoniemen voor "boastful":


Verwante definities voor "boastful":

  1. exhibiting self-importance1

Wiktionary: boastful

boastful
adjective
  1. tending to boast or brag