Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. glory:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor glory (Engels) in het Zweeds

glory:

glory [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the glory (splendour; splendor)
    ståt; glans; prakt; storslagenhet
    • ståt [-en] zelfstandig naamwoord
    • glans [-en] zelfstandig naamwoord
    • prakt [-en] zelfstandig naamwoord
    • storslagenhet [-en] zelfstandig naamwoord
  2. the glory (splendour; splendor)
    ståt; pompa; prakt
    • ståt [-en] zelfstandig naamwoord
    • pompa [-en] zelfstandig naamwoord
    • prakt [-en] zelfstandig naamwoord
  3. the glory (fame)
    ära
    • ära [-en] zelfstandig naamwoord
  4. the glory (bliss; blessedness; magnificence; )
    lycka; välsignelse
  5. the glory (fame; celebrity; popularity)
    berömdhet
  6. the glory (celebrity; popularity; fame; renown; hip)
    populairität; berömdhet

Vertaal Matrix voor glory:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
berömdhet celebrity; fame; glory; hip; popularity; renown
glans glory; splendor; splendour brilliance; cleaner; gleam; glitter; glittering; glow; lucidity; luminosity; luster; lustre; polish; radiance; radiate; shine; sparkle; sparkling; splendor; splendour
lycka blessedness; bliss; deliciousness; glory; happiness; joy; magnificence; well-being bit of good luck; bit of luck; bliss; chance; delight; deliverance; enjoyment; euphoria; fortune; godsend; happiness; joy; liberation; luck; lucky coincidence; piece of good luck; piece of luck; pleasant surprise; pleasure; prosperity; redemption; release; rescue; salvation; stroke of luck; stroke of unexpected luck; success; well-being; windfall
pompa glory; splendor; splendour
populairität celebrity; fame; glory; hip; popularity; renown
prakt glory; splendor; splendour abundance; affluence; luxury
storslagenhet glory; splendor; splendour
ståt glory; splendor; splendour ostentation; pompous ass; swank
välsignelse blessedness; bliss; deliciousness; glory; happiness; joy; magnificence; well-being benediction; blessing; boon; congratulation; congratulatory message; felicitation; toast
ära fame; glory accolade; achievement award; deference; honor; honour; pride; respect; sense of honour; token of appreciaton; tribute
- aura; aureole; glorification; gloriole; halo; nimbus; resplendence; resplendency
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
ära credit; honor; honour

Verwante woorden van "glory":

  • glories

Synoniemen voor "glory":


Verwante definities voor "glory":

  1. brilliant radiant beauty1
    • the glory of the sunrise1
  2. an indication of radiant light drawn around the head of a saint1
  3. a state of high honor1
    • he valued glory above life itself1
  4. rejoice proudly1

Wiktionary: glory

glory
noun
  1. great beauty or splendour

Verwante vertalingen van glory