Overzicht
Engels naar Zweeds:   Meer gegevens...
  1. passport:
  2. Wiktionary:


Engels

Uitgebreide vertaling voor passport (Engels) in het Zweeds

passport:

passport [the ~] zelfstandig naamwoord

  1. the passport
    pass
    • pass [-ett] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor passport:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
pass passport entry permit; i.d. card; identity cards; pass; pass-port; passes; permit; ticket
- pass; recommendation

Verwante woorden van "passport":

  • passports

Synoniemen voor "passport":


Verwante definities voor "passport":

  1. any quality or characteristic that gains a person a favorable reception or acceptance or admission1
    • his wealth was not a passport into the exclusive circles of society1
  2. a document issued by a country to a citizen allowing that person to travel abroad and re-enter the home country1
  3. any authorization to pass or go somewhere1

Wiktionary: passport

passport
noun
  1. official document

Cross Translation:
FromToVia
passport pass paspoortofficieel document dat de houder identificeren als burger van een bepaald land, en vraagt toestemming in de naam van de regering van het uitgevende land om de houder in het land toelaten
passport pass PassDokument, das für AuslandsReise erforderlich ist, falls es zwischen dem Heimatland und dem Zielland keine Sondervereinbarungen gibt, Reisepass
passport pass Reisepass — ein Ausweisdokument, das das Ein- und Ausreisen in bestimmte Staaten erlaubt oder erst ermöglicht
passport pass passeport — administration|fr pièce d’identité délivrer par l’État, permettre aux nationaux d’un pays soit de circuler librement à l'intérieur, soit de voyager dans un autre pays.

Verwante vertalingen van passport