Home ->Woordenboeken ->Spaans/Duits ->Zoek: competir

Spaanse en Duitse zoekresultaten voor: competir

Overzicht

Spaans naar Duits: Meer gegevens...

competir:
- konkurrieren; wetteifern
- Streiten; Kämpfen
Wiktionary:
- competir → konkurrieren
- competir → wettkämpfen, streiten, konkurieren, messen, konkurrieren, zusammenarbeiten, mitwirken, wetteifern

Spaans

Uitgebreide vertaling voor competir (Spaans) in het Duits

competir:

competir werkwoord

competir (hacer competencia a)
konkurrieren; wetteifern
- konkurrieren werkwoord (konkurriere, konkurrierst, konkurriert, konkurrierte, konkurriertet, konkurriert)
- wetteifern werkwoord (wetteifere, wetteiferst, wetteifert, wetteiferte, wetteifertet, gewetteifert)

Conjugations for competir:

presente

compito
compites
compite
competimos
competís
compiten

imperfecto

competía
competías
competía
competíamos
competíais
competían

indefinido

competí
competiste
compitió
competimos
competisteis
compitieron

fut. de ind.

competiré
competirás
competirá
competiremos
competiréis
competirán

condic.

competiría
competirías
competiría
competiríamos
competiríais
competirían

pres. de subj.

que compita
que compitas
que compita
que compitamos
que compitáis
que compitan

imp. de subj.

que compitiera
que compitieras
que compitiera
que compitiéramos
que compitierais
que compitieran

miscelánea

¡compite!
¡competid!
¡no compitas!
¡no compitáis!
competido
competiendo

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

competir [el ~] zelfstandig naamwoord

el competir (luchar)
Streiten; Kämpfen
- Streiten [das ~] zelfstandig naamwoord
- Kämpfen [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor competir:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Kämpfen	competir; luchar
Streiten	competir; luchar	discutir; pelearse; reñirse
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
konkurrieren	competir; hacer competencia a
wetteifern	competir; hacer competencia a

Synoniemen voor "competir":

emular; rivalizar; pugnar; luchar; porfiar
jugar; aventurar; apostar; arriesgar; poner; envidiar; desafiar; retar

Wiktionary: competir

competir

verb

mit jemandem in Konkurrenz stehen, wetteifern
- konkurrieren → competir

Cross Translation:

From	To	Via
• competir	→ wettkämpfen; streiten; konkurieren; messen	↔ compete — to contend
• competir	→ konkurrieren	↔ mededingen — samen met anderen naar iets dingen
• competir	→ zusammenarbeiten; mitwirken; konkurrieren; wetteifern	↔ concourir — tendre ensemble au même but, coopérer.
• competir	→ konkurrieren; wetteifern	↔ rivaliser — disputer de talent, de mérite, etc., avec quelqu’un, en approcher, l’égaler.