Home ->Woordenboeken ->Spaans/Duits ->Zoek: las

Spaanse en Duitse zoekresultaten voor: las

Overzicht
Spaans naar Duits:   Meer gegevens...
  1. las:
  2. Wiktionary:
Duits naar Spaans:   Meer gegevens...
  1. lesen:
  2. Wiktionary:

Spaans

Uitgebreide vertaling voor las (Spaans) in het Duits

las:

las

  1. las (el; los; la)
    die; der; das
  2. las (sus; se; ellos; )
    man

las bijvoeglijk naamwoord

  1. las (los; el; la)
    die; der
    • die bijvoeglijk naamwoord
    • der bijvoeglijk naamwoord
  2. las (ellos; sus; su; )
    ihnen; sie
    • ihnen bijvoeglijk naamwoord
    • sie bijvoeglijk naamwoord

Vertaal Matrix voor las:

PronounVerwante vertalingenAndere vertalingen
sie ella
OverVerwante vertalingenAndere vertalingen
das el; la; las; los el; ello; eso; esto; la; lo
der el; la; las; los aquel que; aquella; aquellas; aquello; aquellos; el cual; el que
die el; la; las; los aquel que; aquella; aquellas; aquello; aquellos; el cual; el que
man a ellas; a ellos; ella; ellas; ello; ellos; las; les; los; se; su; sus
sie ellas; ellos
BijwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
das esa; ese; eso; este; que
der el; la; las; los
die el; la; las; los
ihnen a ellas; a ellos; ella; ellas; ello; ellos; las; les; los; se; su; sus
sie a ellas; a ellos; ella; ellas; ello; ellos; las; les; los; se; su; sus

Wiktionary: las

Cross Translation:
FromToVia
• las → der; die; das ↔ the — article
• las → der; die; das ↔ the — with a superlative
• las → der; die; das ↔ the — used with the name of a member of a class to refer to all things in that class
• las → ihn; sie; es ↔ le — Pronom masculin singulier accusatif de la troisième personne

Verwante vertalingen van las



Duits

Uitgebreide vertaling voor las (Duits) in het Spaans

lesen:

lesen werkwoord (lese, liest, las, last, gelesen)

  1. lesen
    leer
  2. lesen (studieren; erforschen; erproben; nachforschen)
    estudiar; examinar; investigar
  3. lesen (einholen; pflücken; einsammeln; ernten; auflesen)
    atrapar; rascar; desplumar; coger
  4. lesen (zusammen lesen; durchlesen)
    leer juntos

Conjugations for lesen:

Präsens
  1. lese
  2. liest
  3. liest
  4. lesen
  5. lest
  6. lesen
Imperfekt
  1. las
  2. last
  3. las
  4. lasen
  5. last
  6. lasen
Perfekt
  1. habe gelesen
  2. hast gelesen
  3. hat gelesen
  4. haben gelesen
  5. habt gelesen
  6. haben gelesen
1. Konjunktiv [1]
  1. lese
  2. lesest
  3. lese
  4. lesen
  5. leset
  6. lesen
2. Konjunktiv
  1. läse
  2. läsest
  3. läse
  4. läsen
  5. läset
  6. läsen
Futur 1
  1. werde lesen
  2. wirst lesen
  3. wird lesen
  4. werden lesen
  5. werdet lesen
  6. werden lesen
1. Konjunktiv [2]
  1. würde lesen
  2. würdest lesen
  3. würde lesen
  4. würden lesen
  5. würdet lesen
  6. würden lesen
Diverses
  1. les!
  2. lest!
  3. lesen Sie!
  5. gelesen
  6. lesend
1. ich, 2. du, 3. er/sie/es, 4. wir, 5. ihr, 6. sie/Sie

Vertaal Matrix voor lesen:

Zelfstandig NaamwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
coger Anfassen; Anpacken; Begreifen; Festnehmen; Festpacken
estudiar Lernen; Studieren
rascar Kratzerei
WerkwoordVerwante vertalingenAndere vertalingen
atrapar auflesen; einholen; einsammeln; ernten; lesen; pflücken abfangen; bestricken; eingreifen; einpacken; erfassen; ergreifen; erhaschen; erschweren; ertappen; erwischen; etwas bekommen; fangen; fassen; fesseln; festnehmen; grabbeln; greifen; hervorholen; komplizieren; kriegen; packen; schnappen; verhaften; verwickeln; überlisten
coger auflesen; einholen; einsammeln; ernten; lesen; pflücken Abnormal intrigieren; abfangen; abhandenmachen; abschmeicheln; absorbieren; ainnehmen; aneignen; aneinanderreihen; anfassen; annehmen; anpacken; anwenden; auffangen; aufnehmen; aufsaugen; auftragen; ausschlürfen; ausspielen; backen; ballen; begreifen; bekommen; bemächtigen; benutzen; davontragen; eingreifen; einpacken; entwenden; erbetteln; erfassen; ergreifen; erhaschen; ernten; erobern; ertappen; erwischen; etwas unerwartetes tun; fangen; fassen; faszinieren; fesseln; festgreifen; festhalten; festnehmen; gebrauchen; gehen; grabbeln; greifen; handhaben; hantieren; hervorholen; hinterziehen; holen; intrigieren; kappen; ketten; klauen; knutschen; kriegen; nehmen; packen; rauben; schmieden; schnappen; stehlen; unverlangt bekommen; verhaften; verketten; veruntreuen; verwenden; verwickeln; wegnehmen; wegschnappen; zugreifen; überlisten; überrumpeln
desplumar auflesen; einholen; einsammeln; ernten; lesen; pflücken
estudiar erforschen; erproben; lesen; nachforschen; studieren abwägen; anblicken; aneignen; anlernen; anschauen; ansehen; aussetzen; bedenken; begucken; beobachten; beschauen; besehen; betrachten; beäugen; büffeln; einpauken; erlernen; ernennen; erwägen; gaffen; gucken; lernen; reflektieren; sichberaten; spekulieren; studieren; zusehen; überdenken; überlegen
examinar erforschen; erproben; lesen; nachforschen; studieren Examen abnehmen; Proben entnehmen; abhören; abtasten; anblicken; anschauen; ansehen; ausforschen; ausfragen; ausprobieren; aussetzen; bedenken; befragen; begucken; beobachten; beschauen; besehen; besichtigen; betrachten; beäugen; durchforschen; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; ernennen; erproben; erwägen; examinieren; experimentieren; explorieren; fahnden; forschen; gaffen; gucken; inspizieren; kontrollieren; mustern; nachforschen; nachgehen; nachprüfen; nachsehen; nachspüren; proben; probieren; prüfen; reflektieren; sich anschauen; sich ansehen; spekulieren; spüren; suchen; testen; untersuchen; verhören; zusehen; überdenken; überlegen; überprüfen
investigar erforschen; erproben; lesen; nachforschen; studieren abfühlen; abhören; abtasten; aufdröseln; aufknoten; aufknöpfen; auflösen; auseinanderfasern; ausfasern; ausforschen; ausfransen; ausfädeln; auskundschaften; auslesen; aussondern; aussuchen; auswählen; befragen; durchforschen; entknoten; enträtseln; entwirren; entziffern; erforschen; erfragen; ergründen; erkunden; erproben; examinieren; explorieren; fahnden; forschen; herauspicken; heraussuchen; klauben; kontrollieren; nachforschen; nachgehen; nachprüfen; nachsehen; nachspüren; prüfen; rupfen; sammeln; selektieren; sichten; sieben; sortieren; spüren; stochern; suchen; testen; trennen; untersuchen; zerfasern; zupfen; überprüfen
leer lesen einlesen; nachlesen; nochmal lesen
leer juntos durchlesen; lesen; zusammen lesen
rascar auflesen; einholen; einsammeln; ernten; lesen; pflücken abkratzen; abscheuern; jucken; kratzen; schaben; schnarchen; sich scheuern
Not SpecifiedVerwante vertalingenAndere vertalingen
examinar browsen; durchsuchen

Synoniemen voor "lesen":


Wiktionary: lesen

lesen
  1. (transitiv): Schriftzeichen, Worte und Texte (mithilfe der Augen) wahrnehmen sowie (im Gehirn) verarbeiten und verstehen
  2. (transitiv), Landwirtschaft: Dinge auswählen, um sie danach aufzusammeln und zusammenzutragen
Cross Translation:
FromToVia
• lesen → leer ↔ lezen — zien en interpreteren van tekst
• lesen → leer ↔ read — look at and interpret letters or other information
• lesen → leer ↔ lire — interpréter des informations écrites sous forme de mots ou de dessins sur un support.







Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.0560 seconde
Page rendered in 1.0 seconds