Home ->Woordenboeken ->Spaans/Duits ->Zoek: música

Spaanse en Duitse zoekresultaten voor: música

Overzicht

Spaans naar Duits: Meer gegevens...

músico:
- Musikant; Musikantin
musicar:
- komponieren; auf Musik setzen; vertonen
música:
- Musik; Tonkunst; Noten
Wiktionary:
- música → Musiker, Musik
- música → Musik, Noten
- músico → Musiker
- músico → Musikerin, Musiker, Musikant

Spaans

Uitgebreide vertaling voor música (Spaans) in het Duits

música vorm van músico:

músico [el ~] zelfstandig naamwoord

el músico
der Musikant; die Musikantin
- Musikant [der ~] zelfstandig naamwoord
- Musikantin [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor músico:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Musikant	músico
Musikantin	músico	persona femenina que hace música

Verwante woorden van "músico":

músicos, música, músicas

Synoniemen voor "músico":

ejecutante; intérprete
maestro; profesor; preceptor; pedagogo; experto; hábil; perito; adiestrado; avezado

Wiktionary: músico

músico

noun

jemand, der beruflich musizieren
- Musiker → músico; música

Cross Translation:

From	To	Via
• músico	→ Musikerin; Musiker; Musikant	↔ musician — person who performs or writes music
• músico	→ Musiker; Musikant	↔ muzikant — iemand die muziek maakt
• músico	→ Musiker; Musikant	↔ musicus — iemand die muziek maakt en ten gehore brengt
• músico	→ Musikant; Musiker; Musikerin	↔ musicien — (musique) personne qui jouer ou composer de la musique.

musicar:

musicar werkwoord

musicar (poner en música; componer)
komponieren; auf Musik setzen; vertonen
- komponieren werkwoord (komponiere, komponierst, komponiert, komponierte, komponiertet, komponiert)
- auf Musik setzen werkwoord
- vertonen werkwoord (vertone, vertonst, vertont, vertonte, vertontet, vertont)

Conjugations for musicar:

presente

musico
musicas
musica
musicamos
musicáis
musican

imperfecto

musicaba
musicabas
musicaba
musicábamos
musicabais
musicaban

indefinido

musiqué
musicaste
musicó
musicamos
musicasteis
musicaron

fut. de ind.

musicaré
musicarás
musicará
musicaremos
musicaréis
musicarán

condic.

musicaría
musicarías
musicaría
musicaríamos
musicaríais
musicarían

pres. de subj.

que musique
que musiques
que musique
que musiquemos
que musiquéis
que musiquen

imp. de subj.

que musicara
que musicaras
que musicara
que musicáramos
que musicarais
que musicaran

miscelánea

¡musica!
¡musicad!
¡no musiques!
¡no musiquéis!
musicado
musicando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Vertaal Matrix voor musicar:

Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
auf Musik setzen	componer; musicar; poner en música
komponieren	componer; musicar; poner en música
vertonen	componer; musicar; poner en música	componer

música:

música [la ~] zelfstandig naamwoord

la música (arte musical)
die Musik; die Tonkunst; die Noten
- Musik [die ~] zelfstandig naamwoord
- Tonkunst [die ~] zelfstandig naamwoord
- Noten [die ~] zelfstandig naamwoord
la música
die Musik
- Musik [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor música:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Musik	arte musical; música	Mi música
Noten	arte musical; música
Tonkunst	arte musical; música

Verwante woorden van "música":

músico

Synoniemen voor "música":

aire; son; tonada; canción; melodía

Wiktionary: música

música

noun

jemand, der beruflich musizieren
- Musiker → músico; música
tonkünstlerisch komponiertes oder improvisiertes Werk
- Musik → música

Cross Translation:

From	To	Via
• música	→ Musik	↔ music — sound, organized in time in a melodious way
• música	→ Musik	↔ music — any pleasing or interesting sounds
• música	→ Noten	↔ music — sheet music
• música	→ Musik	↔ muziek — een akoestisch fenomeen
• música	→ Noten	↔ bladmuziek — muziek die in notenschrift op papier is gezet
• música	→ Musik	↔ musique — capacité intuitive de l’homme de combiner les sons de façon mélodique, rythmique et harmonique.

Verwante vertalingen van música