Home ->Woordenboeken ->Spaans/Duits ->Zoek: orina

Spaanse en Duitse zoekresultaten voor: orina

Overzicht

Spaans naar Duits: Meer gegevens...

orina:
- Urin; Harn; Pisse
orinar:
- pinkeln; urinieren; schiffen
- Harnen
Wiktionary:
- orina → Urin, Pisse, Harn
- orinar → pinkeln, urinieren
- orinar → harnen, urinieren, Wasser lassen

Spaans

Uitgebreide vertaling voor orina (Spaans) in het Duits

orina:

orina [la ~] zelfstandig naamwoord

la orina (orines)
der Urin; der Harn; die Pisse
- Urin [der ~] zelfstandig naamwoord
- Harn [der ~] zelfstandig naamwoord
- Pisse [die ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor orina:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Harn	orina; orines
Pisse	orina; orines
Urin	orina; orines

Synoniemen voor "orina":

meada; micción; pis
orín; herrumbre; verdín; moho; óxido; cardenillo

Wiktionary: orina

orina

flüssige Ausscheidung der Blase beziehungsweise der Nieren bei Menschen und verwandten Säugetieren
- Urin → orina

Cross Translation:

From	To	Via
• orina	→ Urin	↔ urine — een vloeistof die bij dieren door de nieren wordt geproduceerd en periodiek wordt geloosd
• orina	→ Pisse	↔ piss — urine
• orina	→ Urin; Harn	↔ urine — liquid excrement
• orina	→ Harn; Urin	↔ urine — biologie\|fr liquide dû à la filtration du sang par les reins et conduit par les uretères dans la vessie, puis évacuer par le canal de l’urètre.

orina vorm van orinar:

orinar werkwoord

orinar (hacer pis; mear)
pinkeln; urinieren; schiffen
- pinkeln werkwoord (pinkele, pinkelst, pinkelt, pinkelte, pinkeltet, gepinkelt)
- urinieren werkwoord (uriniere, urinierst, uriniert, urinierte, uriniertet, uriniert)
- schiffen werkwoord (schiffe, schiffst, schifft, schiffte, schifftet, geschifft)

Conjugations for orinar:

presente

orino
orinas
orina
orinamos
orináis
orinan

imperfecto

orinaba
orinabas
orinaba
orinábamos
orinabais
orinaban

indefinido

oriné
orinaste
orinó
orinamos
orinasteis
orinaron

fut. de ind.

orinaré
orinarás
orinará
orinaremos
orinaréis
orinarán

condic.

orinaría
orinarías
orinaría
orinaríamos
orinaríais
orinarían

pres. de subj.

que orine
que orines
que orine
que orinemos
que orinéis
que orinen

imp. de subj.

que orinara
que orinaras
que orinara
que orináramos
que orinarais
que orinaran

miscelánea

¡orina!
¡orinad!
¡no orines!
¡no orinéis!
orinado
orinando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

orinar [el ~] zelfstandig naamwoord

el orinar (mear)
Harnen
- Harnen [das ~] zelfstandig naamwoord

Vertaal Matrix voor orinar:

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Harnen	mear; orinar
Werkwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
pinkeln	hacer pis; mear; orinar
schiffen	hacer pis; mear; orinar	dirigirse a; encaminarse a; hacer rumbo a; navegar; navegar por; poner proa a
urinieren	hacer pis; mear; orinar

Synoniemen voor "orinar":

evacuar; defecar; exonerar; excretar
mear
miccionar; hacer pis; hacer aguas menores

Wiktionary: orinar

orinar

verb

(umgangssprachlich) die Blase auf natürlichem Weg entleeren
- pinkeln → mear; orinar
(intransitiv) Urin ausscheiden; Harn, Wasser lassen
- urinieren → orinar

Cross Translation:

From	To	Via
• orinar	→ harnen; urinieren	↔ urineren — het legen van de blaas
• orinar	→ urinieren; harnen	↔ wateren — urine uitscheiden
• orinar	→ urinieren; harnen	↔ urinate — to pass urine from the body
• orinar	→ urinieren; Wasser lassen	↔ uriner — évacuer de l’urine.