Spaans
Uitgebreide vertaling voor poner en orden (Spaans) in het Duits
poner en orden:
-
poner en orden (reparar; restablecerse; rehabilitar; arreglar; reponerse; restablecer; ajustar; corregir; restaurar)
reparieren; wiederherstellen; ausbessern; flicken; wiedereinsetzen; ausrichten; instand setzen; wiederinstand setzen-
wiederherstellen werkwoord (herstelle wieder, herstellst wieder, herstellt wieder, herstellte wieder, herstelltet wieder, wiederherstellt)
-
ausbessern werkwoord (bessere aus, besserst aus, bessert aus, besserte aus, bessertet aus, ausgebessert)
-
wiedereinsetzen werkwoord (setze wieder ein, setzt wieder ein, setzte wieder ein, setztet wieder ein, wieder eingesetzt)
-
ausrichten werkwoord (richte aus, richtest aus, richtet aus, richtete aus, richtetet aus, ausgerichtet)
-
instand setzen werkwoord
-
wiederinstand setzen werkwoord
-
poner en orden (arreglar; arreglarse)
-
poner en orden (arreglar; desempeñar; rescatar; asistir en el parto; redimir)
-
poner en orden (arreglar; restaurar; ajustar; despachar)
wiederherstellen; in Ordnung bringen; instandsetzen; reparieren-
wiederherstellen werkwoord (herstelle wieder, herstellst wieder, herstellt wieder, herstellte wieder, herstelltet wieder, wiederherstellt)
-
in Ordnung bringen werkwoord
-
instandsetzen werkwoord
-
Conjugations for poner en orden:
presente
- pongo en orden
- pones en orden
- pone en orden
- ponemos en orden
- ponéis en orden
- ponen en orden
imperfecto
- ponía en orden
- ponías en orden
- ponía en orden
- poníamos en orden
- poníais en orden
- ponían en orden
indefinido
- puse en orden
- pusiste en orden
- puso en orden
- pusimos en orden
- pusisteis en orden
- pusieron en orden
fut. de ind.
- pondré en orden
- pondrás en orden
- pondrá en orden
- pondremos en orden
- pondréis en orden
- pondrán en orden
condic.
- pondría en orden
- pondrías en orden
- pondría en orden
- pondríamos en orden
- pondríais en orden
- pondrían en orden
pres. de subj.
- que ponga en orden
- que pongas en orden
- que ponga en orden
- que pongamos en orden
- que pongáis en orden
- que pongan en orden
imp. de subj.
- que pusiera en orden
- que pusieras en orden
- que pusiera en orden
- que pusiéramos en orden
- que pusierais en orden
- que pusieran en orden
miscelánea
- ¡pon! en orden
- ¡poned! en orden
- ¡no pongas! en orden
- ¡no pongáis! en orden
- puesto en orden
- poniendo en orden
1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes