Patria: vertaling Spaans

Overzicht

Spaans naar Duits: Meer gegevens...

patria:
- Heimat; Haus und Herd; Heimatland; Heimatboden; Geburtsort; Wiege; Ursprung; Geburtshaus
Wiktionary:
- patria → Vaterland, Heimatland, Heimat
- patria → Vaterland, Heimat, Heimatland, Land

Spaans

Uitgebreide vertaling voor patria (Spaans) in het Duits

la patria (tierra natal; teritorio nativo; país natal)
die Heimat; Haus und Herd; Heimatland; der Heimatboden
- Heimat [die ~] zelfstandig naamwoord
- Haus und Herd [das ~] zelfstandig naamwoord
- Heimatland [das ~] zelfstandig naamwoord
- Heimatboden [der ~] zelfstandig naamwoord
la patria (lugar de nacimiento; lugar natal; cuna)
der Geburtsort; die Wiege
- Geburtsort [der ~] zelfstandig naamwoord
- Wiege [die ~] zelfstandig naamwoord
la patria (origen; cuna)
der Ursprung
- Ursprung [der ~] zelfstandig naamwoord
la patria (casa de nacimiento; cuna)
Geburtshaus
- Geburtshaus [das ~] zelfstandig naamwoord

Zelfstandig Naamwoord	Verwante vertalingen	Andere vertalingen
Geburtshaus	casa de nacimiento; cuna; patria
Geburtsort	cuna; lugar de nacimiento; lugar natal; patria
Haus und Herd	patria; país natal; teritorio nativo; tierra natal
Heimat	patria; país natal; teritorio nativo; tierra natal	país natal; suelo natal; suelo patrio; tierra madre; tierra natal
Heimatboden	patria; país natal; teritorio nativo; tierra natal	país natal; suelo patrio; tierra madre; tierra natal
Heimatland	patria; país natal; teritorio nativo; tierra natal	país natal; suelo patrio; tierra madre; tierra natal
Ursprung	cuna; origen; patria	origen
Wiege	cuna; lugar de nacimiento; lugar natal; patria	cama mecedora; cuna

patria

noun

Land, aus dem man stammt
- Vaterland → patria
das Land, in dem man selbst geboren oder aufgewachsen ist
- Heimatland → patria
Ort, Gegend oder Land, wo jemand aufgewachsen ist, wo man sich wohl fühlt
- Heimat → patria

Cross Translation:

From	To	Via
• patria	→ Vaterland	↔ fatherland — fatherland
• patria	→ Heimat	↔ home — someone’s native land
• patria	→ Heimatland; Vaterland; Heimat	↔ home country — the country where a person was born and raised
• patria	→ Heimatland; Heimat	↔ homeland — homeland
• patria	→ Land	↔ land — country or region
• patria	→ Vaterland	↔ motherland — the country of one's ancestors
• patria	→ Vaterland	↔ vaderland — een land of staat waar iemand geboren en opgegroeid is
• patria	→ Heimat	↔ land — het eigen land, het land waar men geboren is
• patria	→ Vaterland	↔ patrie — Terre des ancêtres