Home ->Woordenboeken ->Spaans/Spaans ->Vertaal bruto

Synoniemen voor "bruto" in het Spaans

Overzicht
Spaans Synoniemen:   Meer gegevens...
  1. bruto:

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor bruto in het Spaans

bruto:

bruto bijvoeglijk naamwoord

  1. bruto
    bruto
    • bruto bijvoeglijk naamwoord
  2. bruto
    desmañado; bruto; insolente; descortés; aturdido; brusco; cruel; inhábil; mal criado; incivilizado; desafilado
  3. bruto
    bruto; animal; atroz; bestial
    • bruto bijvoeglijk naamwoord
    • animal bijvoeglijk naamwoord
    • atroz bijvoeglijk naamwoord
    • bestial bijvoeglijk naamwoord
  4. bruto
    no elaborado; bruto; primitivo; sin elaborar
  5. bruto
    crudo; bruto; apretado; desapiadado; cruel; agresivo; brusco; brutal; acre
  6. bruto
    desmañado; palurdo; sin vergüenza; bruto; zote; sin respeto; fresco; rural; campesino; torpe; grosero; descarado; nacional; maleducado; incapaz; rústico; impertinente; tosco; aturdido; fastidioso; insolente; arrogante; pastoral; aldeano; desvergonzado; campestre; descortés; zafio; pastoril; de pueblo; mal educado; inhábil; mastuerzo; desfachatado; en estado natural; con desenvoltura; demasiado desenvuelto
  7. bruto
    grosero; bruto; rudo
    • grosero bijvoeglijk naamwoord
    • bruto bijvoeglijk naamwoord
    • rudo bijvoeglijk naamwoord
  8. bruto
    ofensivo; hiriente; palurdo; atacante; grosero; bruto; doloroso; insolente; escandaloso; desvergonzado; indecente; descortés; chocante; desmañado; sin modales; afrentoso
  9. bruto
    torpe; insolente; grosero; bruto; maleducado; incapaz; tosco; aturdido; palurdo; primitivo; romo; mal educado; inhábil; mal criado; mastuerzo; incivilizado; desafilado
  10. bruto
    torpe; grosero; romo; maleducado; bruto; insolente; primitivo; descortés; desmañado; mal educado; mal criado; incivilizado; desafilado
  11. bruto
    de pueblo; campesino; grosero; rural; torpe; bruto; nacional; maleducado; incapaz; rústico; aturdido; tosco; insolente; pastoral; palurdo; aldeano; campestre; zafio; pastoril; zote; desmañado; mal educado; inhábil; mastuerzo; en estado natural
  12. bruto
    violento; brusco; con mano dura; con dureza; agresivo; brutal; duro; bruto; chillón
  13. bruto
    salvaje; espeluznante; espantoso; feroz; atroz; repugnante; brutal; bestial; inhumano; sobrehumano; crudo; horrible; extraordinario; terrible; tosco; grosero; bruto; cruel; horroroso; bárbaro; escalofriante; estremecedor; repulsivo; horrendo; monstruoso
  14. bruto
    a sotavento; menos; basto; criminal; bajo; vulgar; burdo; añejo; banal; desaseado; deshonroso; bajamente; malo; bruto; trivial

bruto [el ~] zelfstandig naamwoord

  1. el bruto
    el palurdo; el pedazo de animal; el gamberro; el patán; el tonto; el paleto; el grosero; el granuja; el mal educado; el mentecato; la persona torpe; el bruto; el cateto; la ala; el torpe
  2. el bruto
    el hijo de puta; el cabrón; el gilipollas; la polla; el buche; el saco; el bruto; la gilipuertas; la picha; el granuja; el imbécil; el tronera; el patán
    • hijo de puta [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cabrón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gilipollas [el ~] zelfstandig naamwoord
    • polla [la ~] zelfstandig naamwoord
    • buche [el ~] zelfstandig naamwoord
    • saco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bruto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gilipuertas [la ~] zelfstandig naamwoord
    • picha [la ~] zelfstandig naamwoord
    • granuja [el ~] zelfstandig naamwoord
    • imbécil [el ~] zelfstandig naamwoord
    • tronera [el ~] zelfstandig naamwoord
    • patán [el ~] zelfstandig naamwoord
  3. el bruto
    el mentecato; el capullo; el bruto; el paleto; el tonto; el campesino; el torpe; el grosero; el agricultor; el granjero; el granuja; el patán; el palurdo; el cateto; el eructo; el mal educado; el pedazo de animal; la persona torpe
  4. el bruto
    el bruto; el bárbaro; la persona cruel
  5. el bruto
    el hijo de puta; el cabrón; el buche; el tronera; la polla; el gilipollas; el saco; el bruto; la picha; el granuja; el imbécil; el patán; la gilipuertas; el sodomita
    • hijo de puta [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cabrón [el ~] zelfstandig naamwoord
    • buche [el ~] zelfstandig naamwoord
    • tronera [el ~] zelfstandig naamwoord
    • polla [la ~] zelfstandig naamwoord
    • gilipollas [el ~] zelfstandig naamwoord
    • saco [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bruto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • picha [la ~] zelfstandig naamwoord
    • granuja [el ~] zelfstandig naamwoord
    • imbécil [el ~] zelfstandig naamwoord
    • patán [el ~] zelfstandig naamwoord
    • gilipuertas [la ~] zelfstandig naamwoord
    • sodomita [el ~] zelfstandig naamwoord
  6. el bruto
    el déspota; el titán; el tirano; el bruto; el energúmeno; el bárbaro
    • déspota [el ~] zelfstandig naamwoord
    • titán [el ~] zelfstandig naamwoord
    • tirano [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bruto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • energúmeno [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bárbaro [el ~] zelfstandig naamwoord
  7. el bruto
    el bruto; la bestia; el bárbaro
    • bruto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bestia [la ~] zelfstandig naamwoord
    • bárbaro [el ~] zelfstandig naamwoord
  8. el bruto
    el torpe; el grosero; el bruto; el maleducado; el sinvergüenza; el gamberro; el patán; el mal educado; la persona torpe; el pedazón
  9. el bruto
    el capullo; la persona torpe; el tonto; el campesino; el torpe; el grosero; el bruto; la jota; el agricultor; el granjero; el paleto; el granuja; el patán; el mentecato; el palurdo; el aldeano; el cateto; el eructo; el mal educado
    • capullo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • persona torpe [la ~] zelfstandig naamwoord
    • tonto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • campesino [el ~] zelfstandig naamwoord
    • torpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • grosero [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bruto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • jota [la ~] zelfstandig naamwoord
    • agricultor [el ~] zelfstandig naamwoord
    • granjero [el ~] zelfstandig naamwoord
    • paleto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • granuja [el ~] zelfstandig naamwoord
    • patán [el ~] zelfstandig naamwoord
    • mentecato [el ~] zelfstandig naamwoord
    • palurdo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • aldeano [el ~] zelfstandig naamwoord
    • cateto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • eructo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • mal educado [el ~] zelfstandig naamwoord
  10. el bruto
    el gamberro; el patán; el granjero; el paleto; el palurdo; el mastuerzo; el proleta; el trozón; el campesino; el torpe; el grosero; el bruto; el desgraciado; el maleducado; el granuja; el miserable; el aldeano; el mal educado; la persona torpe; el pedazón
  11. el bruto
    el tonto; el torpe; el grosero; el bruto; el patán; el palurdo; el mal educado; la persona torpe
    • tonto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • torpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • grosero [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bruto [el ~] zelfstandig naamwoord
    • patán [el ~] zelfstandig naamwoord
    • palurdo [el ~] zelfstandig naamwoord
    • mal educado [el ~] zelfstandig naamwoord
    • persona torpe [la ~] zelfstandig naamwoord
  12. el bruto
    el torpe; el bruto
    • torpe [el ~] zelfstandig naamwoord
    • bruto [el ~] zelfstandig naamwoord

Verwante woorden van "bruto":

  • bruta, brutas, brutos

Alternatieve synoniemen voor "bruto":


Verwante synoniemen voor bruto




Uw gratis, snelle en simpele vertaal woordenboek

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Pagina gepresenteerd in 0.1175 seconde
Page rendered in 1.0 seconds