Spaanse synoniemen van charla, ander woord voor charla

Remove Ads

Overzicht

Spaans Synoniemen: Meer gegevens...

charla:
- charla; murmuraciones; chisme; habladuría; chismorreo; chismes; tonterías; cotilleo; charlas; habladurías; plática; latigazo; palique; chachara; cháchara; comadreo; parloteo; cotorreo; tonteras; fraseología; palabrería; comadreos; charloteo; comadrería; majaderías; conversación; diálogo; discusión; habla; conversación íntima; conversación familiar; manutención; rumor; agravio; calumnia; difamación; cartero; repartidor; mensajero; entrevista; interviú; mantenimiento; entretenimiento; cachuchazo; bobadas; introducción; prefacio; prólogo; presentación; modo de hablar; nota preliminar; idioma; lenguaje; ponencia; arenga; disertación; turno de lectura; razón; palabra; lengua; juicio; discurso; conferencia; encabezamiento; recital; alocución
charlar:
- hablar; conversar; charlar; cacarear; parlanchinear; cloquear; cascar; parlotear; parlar; cotorrear; hablar por hablar; chacharear; decir tonterías; echar una parrafada; delirar; desvariar; disparatar; comprar tonteras; echar un páraffo; echar una paraffada; chinchar; dar la tabarra; quejarse

Spaans

Uitgebreide synoniemen voor charla in het Spaans

charla:

charla [la ~] zelfstandig naamwoord

la charla
la charla; la murmuraciones; el chisme; la habladuría; el chismorreo; el chismes; la tonterías; el cotilleo; la charlas; la habladurías; la plática; el latigazo; el palique; la chachara; la cháchara; el comadreo; el parloteo; el cotorreo; la tonteras; la fraseología; la palabrería; el comadreos; el charloteo; la comadrería; la majaderías
- charla [la ~] zelfstandig naamwoord
- murmuraciones [la ~] zelfstandig naamwoord
- chisme [el ~] zelfstandig naamwoord
- habladuría [la ~] zelfstandig naamwoord
- chismorreo [el ~] zelfstandig naamwoord
- chismes [el ~] zelfstandig naamwoord
- tonterías [la ~] zelfstandig naamwoord
- cotilleo [el ~] zelfstandig naamwoord
- charlas [la ~] zelfstandig naamwoord
- habladurías [la ~] zelfstandig naamwoord
- plática [la ~] zelfstandig naamwoord
- latigazo [el ~] zelfstandig naamwoord
- palique [el ~] zelfstandig naamwoord
- chachara [la ~] zelfstandig naamwoord
- cháchara [la ~] zelfstandig naamwoord
- comadreo [el ~] zelfstandig naamwoord
- parloteo [el ~] zelfstandig naamwoord
- cotorreo [el ~] zelfstandig naamwoord
- tonteras [la ~] zelfstandig naamwoord
- fraseología [la ~] zelfstandig naamwoord
- palabrería [la ~] zelfstandig naamwoord
- comadreos [el ~] zelfstandig naamwoord
- charloteo [el ~] zelfstandig naamwoord
- comadrería [la ~] zelfstandig naamwoord
- majaderías [la ~] zelfstandig naamwoord
la charla
la conversación; la charla; el diálogo; la discusión
- conversación [la ~] zelfstandig naamwoord
- charla [la ~] zelfstandig naamwoord
- diálogo [el ~] zelfstandig naamwoord
- discusión [la ~] zelfstandig naamwoord
la charla
la charla; la conversación; la discusión
- charla [la ~] zelfstandig naamwoord
- conversación [la ~] zelfstandig naamwoord
- discusión [la ~] zelfstandig naamwoord
la charla
el diálogo; la charla; la conversación
- diálogo [el ~] zelfstandig naamwoord
- charla [la ~] zelfstandig naamwoord
- conversación [la ~] zelfstandig naamwoord
la charla
el habla; la habladuría; la conversación; la charla; la conversación íntima; la plática; la conversación familiar; la manutención
- habla [el ~] zelfstandig naamwoord
- habladuría [la ~] zelfstandig naamwoord
- conversación [la ~] zelfstandig naamwoord
- charla [la ~] zelfstandig naamwoord
- conversación íntima [la ~] zelfstandig naamwoord
- plática [la ~] zelfstandig naamwoord
- conversación familiar [la ~] zelfstandig naamwoord
- manutención [la ~] zelfstandig naamwoord
la charla
la charla; el rumor; la charlas; la habladuría; el agravio; la calumnia; el chismes; la difamación; la cháchara; el chismorreo; la habladurías; la murmuraciones
- charla [la ~] zelfstandig naamwoord
- rumor [el ~] zelfstandig naamwoord
- charlas [la ~] zelfstandig naamwoord
- habladuría [la ~] zelfstandig naamwoord
- agravio [el ~] zelfstandig naamwoord
- calumnia [la ~] zelfstandig naamwoord
- chismes [el ~] zelfstandig naamwoord
- difamación [la ~] zelfstandig naamwoord
- cháchara [la ~] zelfstandig naamwoord
- chismorreo [el ~] zelfstandig naamwoord
- habladurías [la ~] zelfstandig naamwoord
- murmuraciones [la ~] zelfstandig naamwoord
la charla
la charla; el chismes; la cháchara; la plática; el cotilleo; la habladuría; el parloteo
- charla [la ~] zelfstandig naamwoord
- chismes [el ~] zelfstandig naamwoord
- cháchara [la ~] zelfstandig naamwoord
- plática [la ~] zelfstandig naamwoord
- cotilleo [el ~] zelfstandig naamwoord
- habladuría [la ~] zelfstandig naamwoord
- parloteo [el ~] zelfstandig naamwoord
la charla
el chisme; la charla
- chisme [el ~] zelfstandig naamwoord
- charla [la ~] zelfstandig naamwoord
la charla
el cartero; el repartidor; el mensajero; la charla
- cartero [el ~] zelfstandig naamwoord
- repartidor [el ~] zelfstandig naamwoord
- mensajero [el ~] zelfstandig naamwoord
- charla [la ~] zelfstandig naamwoord
la charla
la entrevista; el interviú; la conversación; el mantenimiento; la charla; el entretenimiento; la manutención
- entrevista [la ~] zelfstandig naamwoord
- interviú [el ~] zelfstandig naamwoord
- conversación [la ~] zelfstandig naamwoord
- mantenimiento [el ~] zelfstandig naamwoord
- charla [la ~] zelfstandig naamwoord
- entretenimiento [el ~] zelfstandig naamwoord
- manutención [la ~] zelfstandig naamwoord
la charla
la palabrería; la charla; el chisme; la comadrería
- palabrería [la ~] zelfstandig naamwoord
- charla [la ~] zelfstandig naamwoord
- chisme [el ~] zelfstandig naamwoord
- comadrería [la ~] zelfstandig naamwoord
la charla
la habladurías; el cachuchazo; la charla; la tonterías; la charlas; el chismes; el palique; la bobadas; la chachara; la cháchara; el parloteo; la tonteras; la palabrería; el charloteo
- habladurías [la ~] zelfstandig naamwoord
- cachuchazo [el ~] zelfstandig naamwoord
- charla [la ~] zelfstandig naamwoord
- tonterías [la ~] zelfstandig naamwoord
- charlas [la ~] zelfstandig naamwoord
- chismes [el ~] zelfstandig naamwoord
- palique [el ~] zelfstandig naamwoord
- bobadas [la ~] zelfstandig naamwoord
- chachara [la ~] zelfstandig naamwoord
- cháchara [la ~] zelfstandig naamwoord
- parloteo [el ~] zelfstandig naamwoord
- tonteras [la ~] zelfstandig naamwoord
- palabrería [la ~] zelfstandig naamwoord
- charloteo [el ~] zelfstandig naamwoord
la charla
la habladurías; la charla; la charlas; el chismes; la cháchara; el chismorreo; el charloteo; la comadrería
- habladurías [la ~] zelfstandig naamwoord
- charla [la ~] zelfstandig naamwoord
- charlas [la ~] zelfstandig naamwoord
- chismes [el ~] zelfstandig naamwoord
- cháchara [la ~] zelfstandig naamwoord
- chismorreo [el ~] zelfstandig naamwoord
- charloteo [el ~] zelfstandig naamwoord
- comadrería [la ~] zelfstandig naamwoord
la charla
la plática; la charla; la conversación
- plática [la ~] zelfstandig naamwoord
- charla [la ~] zelfstandig naamwoord
- conversación [la ~] zelfstandig naamwoord
la charla
la cháchara; el parloteo; el palique; el charloteo; la charla; la tonterías; la habladurías; el cotorreo; la fraseología
- cháchara [la ~] zelfstandig naamwoord
- parloteo [el ~] zelfstandig naamwoord
- palique [el ~] zelfstandig naamwoord
- charloteo [el ~] zelfstandig naamwoord
- charla [la ~] zelfstandig naamwoord
- tonterías [la ~] zelfstandig naamwoord
- habladurías [la ~] zelfstandig naamwoord
- cotorreo [el ~] zelfstandig naamwoord
- fraseología [la ~] zelfstandig naamwoord
la charla
la introducción; el prefacio; el prólogo; la presentación; el habla; el modo de hablar; la nota preliminar; el idioma; el lenguaje; la ponencia; la arenga; la disertación; el turno de lectura; la razón; la palabra; la lengua; el juicio; el discurso; la charla; la conferencia; el encabezamiento; el recital; la alocución
- introducción [la ~] zelfstandig naamwoord
- prefacio [el ~] zelfstandig naamwoord
- prólogo [el ~] zelfstandig naamwoord
- presentación [la ~] zelfstandig naamwoord
- habla [el ~] zelfstandig naamwoord
- modo de hablar [el ~] zelfstandig naamwoord
- nota preliminar [la ~] zelfstandig naamwoord
- idioma [el ~] zelfstandig naamwoord
- lenguaje [el ~] zelfstandig naamwoord
- ponencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- arenga [la ~] zelfstandig naamwoord
- disertación [la ~] zelfstandig naamwoord
- turno de lectura [el ~] zelfstandig naamwoord
- razón [la ~] zelfstandig naamwoord
- palabra [la ~] zelfstandig naamwoord
- lengua [la ~] zelfstandig naamwoord
- juicio [el ~] zelfstandig naamwoord
- discurso [el ~] zelfstandig naamwoord
- charla [la ~] zelfstandig naamwoord
- conferencia [la ~] zelfstandig naamwoord
- encabezamiento [el ~] zelfstandig naamwoord
- recital [el ~] zelfstandig naamwoord
- alocución [la ~] zelfstandig naamwoord

Alternatieve synoniemen voor "charla":

tertulia; círculo; conversación; peña; recepción; velada; reunión; celebración; fiesta; gala

charla vorm van charlar:

charlar werkwoord

charlar
hablar; conversar; charlar
- hablar werkwoord
- conversar werkwoord
- charlar werkwoord
charlar
charlar; cacarear; parlanchinear; cloquear; cascar; parlotear; parlar; cotorrear
- charlar werkwoord
- cacarear werkwoord
- parlanchinear werkwoord
- cloquear werkwoord
- cascar werkwoord
- parlotear werkwoord
- parlar werkwoord
- cotorrear werkwoord
charlar
hablar; charlar
- hablar werkwoord
- charlar werkwoord
charlar
charlar; hablar por hablar; cotorrear; parlotear; chacharear; decir tonterías; echar una parrafada; parlanchinear
- charlar werkwoord
- hablar por hablar werkwoord
- cotorrear werkwoord
- parlotear werkwoord
- chacharear werkwoord
- decir tonterías werkwoord
- echar una parrafada werkwoord
- parlanchinear werkwoord
charlar
hablar; charlar; conversar; parlar
- hablar werkwoord
- charlar werkwoord
- conversar werkwoord
- parlar werkwoord
charlar
charlar; delirar; cascar; desvariar; disparatar; cotorrear; parlotear; decir tonterías; comprar tonteras
- charlar werkwoord
- delirar werkwoord
- cascar werkwoord
- desvariar werkwoord
- disparatar werkwoord
- cotorrear werkwoord
- parlotear werkwoord
- decir tonterías werkwoord
- comprar tonteras werkwoord
charlar
charlar; echar un páraffo; echar una paraffada
- charlar werkwoord
- echar un páraffo werkwoord
- echar una paraffada werkwoord
charlar
chacharear; desvariar; charlar; parlanchinear; hablar por hablar; cotorrear; echar una parrafada; parlotear
- chacharear werkwoord
- desvariar werkwoord
- charlar werkwoord
- parlanchinear werkwoord
- hablar por hablar werkwoord
- cotorrear werkwoord
- echar una parrafada werkwoord
- parlotear werkwoord
charlar
charlar; cotorrear; parlotear
- charlar werkwoord
- cotorrear werkwoord
- parlotear werkwoord
charlar
chinchar; dar la tabarra; charlar; quejarse; cotorrear; parlotear
- chinchar werkwoord
- dar la tabarra werkwoord
- charlar werkwoord
- quejarse werkwoord
- cotorrear werkwoord
- parlotear werkwoord
charlar
charlar
- charlar werkwoord

Conjugations for charlar:

presente

charlo
charlas
charla
charlamos
charláis
charlan

imperfecto

charlaba
charlabas
charlaba
charlábamos
charlabais
charlaban

indefinido

charlé
charlaste
charló
charlamos
charlasteis
charlaron

fut. de ind.

charlaré
charlarás
charlará
charlaremos
charlaréis
charlarán

condic.

charlaría
charlarías
charlaría
charlaríamos
charlaríais
charlarían

pres. de subj.

que charle
que charles
que charle
que charlemos
que charléis
que charlen

imp. de subj.

que charlara
que charlaras
que charlara
que charláramos
que charlarais
que charlaran

miscelánea

¡charla!
¡charlad!
¡no charles!
¡no charléis!
charlado
charlando

1. yo, 2. tú, 3. él/ella/usted, 4. nosotros/nosotras, 5. vosotros/vosotras, 6. ellos/ellas/ustedes

Alternatieve synoniemen voor "charlar":

cacarear; cotillear; anunciar; propagar; pregonar
hablar; conversar; dialogar; departir; platicar
tertuliar; parlamentar

Verwante synoniemen voor charla

Remove Ads

Synoniemen voor "charla" in het Spaans

Uitgebreide synoniemen voor charla in het Spaans

charla:

charla [la ~] zelfstandig naamwoord

la charla

la charla

la charla

la charla

la charla

la charla

la charla

la charla

la charla

la charla

la charla

la charla

la charla

la charla

la charla

la charla

Alternatieve synoniemen voor "charla":

charla vorm van charlar:

charlar werkwoord

charlar

charlar

charlar

charlar

charlar

charlar

charlar

charlar

charlar

charlar

charlar

Conjugations for charlar:

presente

imperfecto

indefinido

fut. de ind.

condic.

pres. de subj.

imp. de subj.

miscelánea

Alternatieve synoniemen voor "charlar":

Verwante synoniemen voor charla